Bedrijvenmonitor 2020 toont noodzaak wet
Vandaag presenteerde de voorzitter van de Commissie Monitoring Caroline Princen de resultaten van de Bedrijvenmonitor Topvrouwen 2020 en overhandigde ze deze aan demissionair minister Van Engelshoven (OCW), SER-voorzitter Mariëtte Hamer en plv. directeur VNO-NCW Guusje Dolsma.
Uit de Bedrijvenmonitor Topvrouwen 2020 in opdracht van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) blijkt dat van een evenwichtige verdeling in de top van het bedrijfsleven (de grote vennootschappen) in 2020 nog altijd geen sprake is. Gemiddeld bestond 12,4% van de besturen en 20,4% van de raden van commissarissen uit vrouwen. Dit aandeel stijgt al een aantal jaar, maar te weinig en te langzaam. De beperkte toename in het aandeel vrouwen komt bovendien voor rekening van een kleine groep koplopers.
In de bedrijvenmonitor bekeek de Commissie Monitoring het effect van de zogeheten streefcijferregeling. Het bestuur (rvb) en de raden van commissarissen (rvc) van grote vennootschappen moet voor minimaal 30% uit vrouwen en voor minimaal 30% uit mannen bestaan. Wanneer bedrijven daar niet in slagen, moeten zij daarover uitleg geven in het bestuursverslag. De streefcijferregeling gold tot 1 januari 2020.
Zonder wet geen voortgang
Zonder wettelijke regeling, stagneert de groei van het aandeel vrouwen in de top, laat de monitor nu zien. In de jaren waarin de streefwet niet van kracht was, en in de aanloop naar het aflopen van de wet, laten de cijfers een duidelijke terugval zien. Ook legden bedrijven in 2020 duidelijk (nog) minder verantwoording af in het bestuursverslag over het niet behalen van de streefcijfers.
In zijn algemeenheid is de groei van het aandeel vrouwen in de top beperkt en verloopt te traag, concludeert de commissie. Sinds de invoering van de streefcijferregeling in 2013 nam het gemiddelde aandeel vrouwen in het bestuur toe van 7,4% naar 12,4% en in raden van commissarissen van 9,8% naar 20,4%.
Achterblijvers
De toename van het aandeel vrouwen, hoe klein ook, kwam vooral voor rekening van minder dan 10% van het totaal aantal bedrijven. De groep bedrijven die na zeven jaar wettelijk streefcijfer nog geen enkele vrouw in de top heeft is te groot. 66,8% van de besturen en 43,3% van de rvc’s had eind 2019 nog geen enkele vrouw. Ook het aandeel vrouwen in de laag onder de rvb (de zogenoemde subtop) blijft te laag, rond de 20%. De subtop vormt een belangrijk reservoir om vrouwen uit te selecteren.
Invoering wet ‘ingroeiquotum en streefcijfers’
De eerste effecten van het nieuwe wetsvoorstel ‘ingroeiquotum en streefcijfers’ zijn nu al zichtbaar. Een deel van de bedrijven voor wie straks het ‘ingroeiquotum’ gaat gelden, laat nu al een stijging zien van het aandeel vrouwen in de rvc. SER-voorzitter Mariëtte Hamer: “Het is echt nodig dat de wet er nu gaat komen. Dat blijkt uit de bedrijvenmonitor met de titel ‘Zonder wet geen vooruitgang’. Mooi is om te zien dat sommige bedrijven hier al op inspelen. Dat laat het draagvlak ervoor zien. Maar we moeten juist in deze tijd alert zijn. De geschiedenis laat zien dat een crisis vaak negatieve invloed heeft op de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Laten we dat voorkomen deze keer. De SER draagt graag bij aan de ondersteuning hiervan.”
Het ingroeiquotum geldt voor (bijna 100) beursgenoteerde bedrijven. De raad van commissarissen moet voor ten minste 1/3e uit vrouwen en 1/3e mannen bestaan. Bedrijven die de 33% nog niet hebben bereikt, mogen bij een vrijkomende plaats alleen een vrouw benoemen. Anders volgt een sanctie: nietigverklaring van de benoeming. De overige (bijna 5000) ‘grote’ vennootschappen moeten zelf passende en ambitieuze streefcijfers formuleren voor de rvb, rvc en de subtop. In actieplannen moeten ze laten zien hoe ze de streefcijfers gaan realiseren. De SER zorgt voor een ondersteunende infrastructuur, zal de monitoring van de streefcijfers verzorgen en de resultaten van de bedrijven zichtbaar maken.