Door klimaatverandering en intensief landgebruik veranderen banen en ondernemingen in de sectoren agri & food, water-, bodem- en natuurbeheer. Henri de Groot over wat er nú moet gebeuren om toekomstbestendig te worden en werkgevers en werknemers langetermijn- perspectief te bieden. Bijvoorbeeld door te zorgen dat banen aantrekkelijk blijven en in te zetten op (om)scholing. “Wat er het hardst nodig is? Vertrouwen en duidelijkheid!”
Tekst: Nicole Gommer | Leestijd 4 minuten
Aan het woord:
In Nederland werken 620.000 mensen in ‘groenblauwe sectoren’: bedrijven en organisaties die actief zijn in agri & food, water-, bodem- en natuurbeheer. Groenblauw is een breed begrip dat bedrijven en publieke organisaties omvat die voor meerdere grote transities staan, legt Henri de Groot uit. “Het blauwe domein, waartoe bijvoorbeeld de waterschappen behoren, moet zich aanpassen aan risico’s met betrekking tot droogte, overstromingen en grondwaterbeheer. De groene sector, met daarin onder meer boeren, glastuinbouw en de voedselverwerkende industrie, heeft te maken met onder andere de verschuiving naar een plantaardig voedingspatroon (de ‘eiwittransitie’), de overgang naar duurzame landbouw én het stikstofvraagstuk.”
Groen en blauw hebben veel interactie met elkaar én met andere sectoren, zoals de bouw en installatiebranche, maar ook banken en verzekeraars. De belangen van deze ‘communicerende vaten’ zijn soms tegengesteld. “Boeren willen een lage grondwaterstand, terwijl bodemdaling negatieve gevolgen heeft voor fundering van woningen.
Voor de bank betekent een hogere lening voor een duurzame innovatie meer risico. En zo zijn er nog veel meer te overwinnen tegengestelde belangen.”
Inconsistent beleid
Werken aan een toekomstbestendige groenblauwe arbeidsmarkt is kortom een complex systemisch vraagstuk. “Klimaatverandering en de onvoorspelbare omstandigheden – van extreme regen tot extreme droogte – vereisen aanpassingen. De stip op de horizon is een duurzame balans tussen natuur, landbouw en verstedelijking. Waar we naartoe moeten is dus wel duidelijk, maar niemand weet precies hoe we daar komen.” Bijkomend vraagstuk is hoe we transities zó begeleiden dat de mensen in de sector toekomstperspectief houden, banen aantrekkelijk blijven en iedereen mee wil blijven denken over veranderingen. Daarom is het belangrijk ondernemers en werknemers binnen de sector perspectief te geven. “Het kabinet kan dat onder meer doen door te sturen op innoverend vermogen, om zo verduurzaming te versnellen. Technologische oplossingen kunnen het werk bovendien veiliger, aangenamer en efficiënter maken, wat juist in de huidige krappe arbeidsmarkt van essentieel belang is. Innovaties vergen echter grote investeringen. Vanwege inconsistent overheidsbeleid – denk aan de onzekerheid rondom stikstofregelgeving of het recente schrappen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied – bedenken ondernemers zich wel twee keer voor ze een investering doen, hoewel ze de noodzaak tot verandering heus snappen.”
De Groot is er helder over: veranderen lukt alleen als er vertrouwen en duidelijkheid is, en daarvoor is standvastig beleid nodig. “Alleen als je het eerlijke verhaal vertelt, óók als het gaat om noodzakelijke impopulaire maatregelen, bied je ondersteuning bij de zoektocht naar balans tussen een fatsoenlijk verdienvermogen en een duurzame toekomst. Pas dan ontstaan er verdienmodellen waarin ondernemers bereid zijn te investeren en banken bereid zijn te financieren. In combinatie met andere maatregelen – zoals het stimuleren van duurzame keuzes van ondernemers én consumenten, zodat duurzame alternatieven uiteindelijk niet-duurzame producten verstoten – ontstaat er zo een vliegwiel.”
Artificiële intelligentie, robotisering en andere revolutionaire technieken zullen zorgen voor verdere versnelling. Sturen op lerend vermogen is daarom belangrijk. “Ook een wat oudere boer moet zich nieuwe technologie eigen maken. Zo’n ondernemer is 24/7 bezig met het runnen van zijn bedrijf. Scholing moet je dus faciliteren. Dat kan het beste via lokale ecosystemen waarbinnen partijen elkaar helpen en versterken, ook op het vlak van kennisdeling.” De Groot ziet overigens nu al veel hoopgevende ontwikkelingen. “De groene sector is bijvoorbeeld al volop bezig met superefficiënte bewatering en met verticale landbouw. Daarbij worden gewassen binnen en in meerdere lagen geteeld, wat relatief weinig ruimte vraagt. Er wordt ook gewerkt aan het robuuster maken van gewassen, zodat er minder risico is op misoogsten bij extreem weer.”
Een andere belangrijke aanbeveling voor de groenblauwe sector is het slim inzetten van schaarse menskracht, op de plekken waar mensen er het meest toe doen. Dat wordt mogelijk door arbeidsbesparende technologie. “Een robot kan de mens vervangen bij onveilig of zwaar werk. Als de boer niet langer door de klei hoeft, wordt zijn of haar werk behapbaarder en comfortabeler. Verduurzaming gaat dan samen met een betere kwaliteit van werk.”
Brede bewustzijnscampagne
Werkgevers, werknemers en andere partijen zullen onderling afspraken moeten maken met het oog op de toekomst van de groenblauwe sector. De SER kan daarbij een rol spelen door de dialoog tussen ondernemers in de groenblauwe sectoren, de vakbonden en milieuorganisaties én burgers te faciliteren. De Groot: “Het gaat om een brede bewustzijnscampagne door de hele samenleving heen. Er moet echt sense of urgency gecreëerd worden, een breed besef dat verduurzaming betekent dat er andere keuzes gemaakt moeten worden.”