Niet alleen de overheid, maar ook bedrijven staan voor de opgave om burgerparticipatie te bevorderen. De OESO-richtlijnen voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) vragen bedrijven betekenisvol engagement aan te gaan met stakeholders in hun ketens. Zicht op… stelt hierover vijf vragen aan Jules Beelen van de SER en Suzanne Ekel van de Goldschmeding Foundation.
Tekst Corien Lambregtse | Leestijd: 3 minuten
Aan het woord:
Jules Beelen
projectmedewerker ‘Meaningful stakeholder dialogue’ bij de SER
Suzanne Ekel
programmamanager menswaardige economie bij de Goldschmeding Foundation
1. Een betekenisvolle dialoog?
Wat betekent dat?
Ekel: “De OESO-richtlijnen omschrijven de morele verplichting van bedrijven om verantwoordelijkheid te nemen voor hun internationale toeleveringsketens. Een bedrijf dat bijvoorbeeld kleding, bananen of grondstoffen inkoopt, moet weten waar die producten of grondstoffen vandaan komen, wie ze produceert en welke potentiële risico’s daarmee zijn verbonden, bijvoorbeeld op het gebied van mensenrechten en milieu. Naast het inventariseren, aanpakken en herstellen van risico’s en misstanden hoort daar ook een goede dialoog met stakeholders bij. Die verplichting komt ongetwijfeld ook terug in de IMVO-wetgeving die momenteel in de maak is in Nederland en in Europa.”
Beelen: “De afgelopen jaren hebben veel sectorale convenanten aan verduurzaming van ketens gewerkt. Daarbij blijkt het van groot belang om in contact te staan met lokale belanghebbenden, vakbonden en maatschappelijke organisaties. Toch is niet altijd duidelijk wat een betekenisvolle dialoog precies inhoudt en wat daarbij wel of niet werkt. Het SER-project ‘Betekenisvolle dialoog in internationale ketens’ heeft als doel daar meer duidelijkheid over te geven en bedrijven handelingsperspectief te bieden. Dit project wordt ondersteund door de Goldschmeding Foundation.”
2. Wat is het nut van zo’n dialoog?
Beelen: “Een betekenisvolle dialoog helpt bedrijven beter te begrijpen hoe mensen door activiteiten van Nederlandse bedrijven in hun omgeving en levensomstandigheden worden geraakt. Bedrijven kunnen hun beleid en acties hierdoor beter laten aansluiten bij wat echt nodig is om positieve impact te maken. Als bedrijven een goede relatie hebben met hun leveranciers en andere schakels in de keten maakt hen dat ook weerbaarder in lastigere tijden – zoals tijdens de coronapandemie is gebleken.”
Ekel: “Door oprecht naar mensen en hun perspectieven, ideeën, ervaringen, behoeften en zorgen te luisteren, krijgen bedrijven meer inzicht in hun (potentiële) impact in de keten. Dit vraagt om een medemenselijke reactie, en kan de basis zijn voor een duurzame handelsrelatie die verder gaat dan alleen een financiële transactie.”
3. Voor wie is dit project bedoeld?
Beelen: “We richten ons op bedrijven met internationale toeleveringsketens die in contact staan met stakeholders in productielanden en alle schakels daartussen. Het doel is dat bedrijven in hun dagelijkse praktijk invulling geven aan de betekenisvolle dialoog met stakeholders en daarmee een medemenselijke bedrijfsvoering nastreven.”
4. Waarom doet de Goldschmeding Foundation aan dit project mee?
Ekel: “Ons fonds zet zich in voor een menswaardige economie. We ondersteunen initiatieven die daar aantoonbaar aan bijdragen, zoals dit SER-project. Een van de cruciale elementen van medemenselijk ondernemen is betrokkenheid op het floreren van de medemens. Dat vraagt om medezeggenschap en dialoog. Luister naar de stem van mensen, erken hun belangen en honoreer die waar mogelijk.”
5. Wat levert dit project concreet op?
Beelen: “In de eerste fase hebben we aan de hand van literatuuronderzoek, interviews en praktijkvoorbeelden onderzocht wat een betekenisvolle dialoog inhoudt. We hebben meer dan 400 lessen opgetekend, waar ook bedrijven, brancheverenigingen, vakbonden en maatschappelijke organisaties over hebben meegedacht. Op basis daarvan hebben we een werkdocument opgesteld met tien elementen (voorwaarden en acties) voor een betekenisvolle dialoog. We maken onderscheid tussen multistakeholderdialogen, waarin breder wordt gesproken over beleid, mogelijke risico’s en oplossingen, en gesprekken tussen bedrijven en betrokken partijen over geconstateerde risico’s en mogelijke oplossingen.
We gaan nu fase 2 in: we voeren pilots uit waarin we met die elementen gaan experimenteren. We kijken wat goed en minder goed werkt en wat beter kan. In fase 3 zetten we het werkdocument om in instrumenten waarmee bedrijven concreet aan de slag kunnen. Die willen we begin 2024 presenteren.”
Ekel: “We geven bedrijven handvatten om op een goede manier met belanghebbenden in gesprek te gaan over risico’s als kinderarbeid, gedwongen arbeid, onveilige werksituaties, aantasting van landrechten of milieuschade. Bedrijven kunnen deze dialoog niet uitbesteden aan certificerende organisaties, maar hebben daarin een eigen verantwoordelijkheid. Een betekenisvolle dialoog vergt betrokkenheid en persoonlijk contact. Het begint met echt luisteren naar wat mensen vertellen. Dat geeft inzicht in wat er beter kan en moet.”
De SER heeft als facilitator van IMVOconvenanten veel kennis en expertise opgebouwd over hoe bedrijven en sectoren de OESO-richtlijnen in praktijk kunnen brengen. Het SER-project ‘Betekenisvolle dialoog’ helpt bedrijven om in gesprek te gaan met hun stakeholders. Meer informatie hierover is te vinden op de SER-themapagina Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en de projectpagina Betekenisvolle dialoog in internationale ketens.