Arbeidsmigratie: keuzes voor gericht én gedragen beleid
De SER is gestart met een adviestraject over arbeidsmigratie, en verzamelt daarvoor informatie. Enkele experts hebben onlangs in de raadsvergadering van de SER gesproken over migratie. Barbara Baarsma, hoofdeconoom van PWC, hoogleraar Toegepaste Economie aan UvA, lid van DenkWerk en oud-Kroonlid van de SER was één van hen. Hieronder de verkorte versie van haar bijdrage, die geschreven is op persoonlijke titel.
Leestijd: 4 minuten
Aan het woord:

Migratie als motor
In juni 2023 publiceerde DenkWerk een rapport met de titel ‘Migratie als motor - Hoe Nederland migratie kan inzetten als drijvende kracht’. Drie weken later, op 7 juli, viel het kabinet Rutte IV over maatregelen om de asielinstroom te beperken. In september 2023 kwam de Adviesraad Migratie met een rapport en in januari 2024 lag er het vuistdikke rapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050. Het coalitieakkoord uit mei 2024 zet in op beperking van migratie. Het kabinet Schoof heeft de SER om advies gevraagd over welke keuzes noodzakelijk en wenselijk zijn om tot gerichte arbeidsmigratie te komen.

Sinds de zomer van 2023 is het politiek debat verbreed van asiel naar de verschillende vormen van migratie. Ook is doorgedrongen dat 80-90% van de immigratie arbeids-en studie-gerelateerd is, terwijl de asielinstroom zo’n 10-15% is. Feiten helpen om tot beter beleid te komen.
Om nog een misvatting uit de weg te ruimen: het aandeel migranten is in Nederland allesbehalve uitzonderlijk. In 2022 bestond de Nederlandse bevolking voor 14% uit migranten. Hoewel de wereldwijde bevolking voor 3-4% uit migranten bestaat, ligt dat percentage op zo’n 15% voor hoge inkomenslanden. Er zijn ook landen waar dit percentage een stuk hoger ligt: in Canada ligt het aandeel migranten op 23% en in Australië zelfs op 29%.
De economische migratiestromen (arbeid en studie) zijn qua omvang en samenstelling geen ‘toeval’. Ze zijn het gevolg van gerichte acties van organisaties (uitzendbureaus, bedrijven en onderwijsinstellingen). Acties die zijn gedreven door eigen belang, zonder dat er vanuit een toekomstvisie richting aan is gegeven door de overheid. De vaardigheden en opleiding van economische migratiestromen sluiten daarom niet goed aan bij de hoogwaardige kennisintensieve economie die Nederland wil zijn. Tegelijk zal de arbeidsmarkt compleet ontsporen als er geen buitenlandse arbeidskrachten meer worden aangetrokken.
Cijfers over migratie
Voor Nederland krimpt de beroepsbevolking in de top 10 migratieherkomstlanden met 7% tot 2040, terwijl die bevolkingsgroep wereldwijd groeit met 16%. Nederland vist nu in arbeidsvijvers die straks leeg zijn. Daarom zal immigratie – in welk volume dan ook – een andere mix van herkomstlanden en vaardigheden vereisen. Op dit moment komt het merendeel van de arbeidsmigratie in Nederland terecht in laagwaardige, arbeidsintensieve sectoren, zoals de landbouw, kassen, distributiecentra, slachterijen en schoonmaak.
Arbeidsmigranten werken vaak tegen lage lonen: de helft verdient een bruto uurloon van minder dan 20 euro. Voor niet-ingezetenen geldt dat nog sterker: 80% van hen verdient een bruto uurloon van minder dan 20 euro. Vaak betreft het werk dat door arbeidsmigranten met kort verblijf wordt gedaan, waarvoor inschrijving bij een gemeente niet verplicht is. Het gaat om een grote groep, die buiten beeld blijft in de migratiestatistieken.
Naast de ruim 1 miljoen banen voor in Nederland werkzame en in Nederland ingeschreven migranten zijn er eind 2023 nog eens bijna 250 duizend banen voor in Nederland werkzame migranten die niet in Nederland zijn ingeschreven. Deze groep zit dus niet in de migratiecijfers, net zoals de onbekende aantallen arbeidsmigranten die zwart werken of die via andere constructies werken. Denk daarbij aan constructies via een buitenlands uitzendbureau, aannemer of andere werkgevers, zodat de loonbetaling niet plaatsvindt in Nederland. Kortom, de aantallen arbeidsmigranten zijn hoger dan waar tot nu mee gerekend is.
Het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten kwam in 2020 onder leiding van oud-politicus Emile Roemer al met 50 concrete maatregelen om uitbuiting en andere misstanden voor deze groep tegen te gaan. Het SER-advies kan voortbouwen op dit en de eerder genoemde rapporten.
Gerelateerd artikel
Toekomstbeeld
Een SER-advies over migratie start bij een toekomstbeeld. Alleen dan kan bepaald worden waarop de selectieve arbeidsmigratie zich dient te richten. Is dat een hoogproductieve kenniseconomie, waarin niet-locatie gebonden laagproductieve activiteiten met een grote ruimtelijke en ecologische voetafdruk worden afgeschaald? En hoe moet Nederland met het oog daarop selecteren? Is dat zoals DenkWerk schreef op herkomstland, vaardigheden/beroep, opleiding, leeftijd? Gaat de SER de groep studiemigranten ook in het advies betrekken omdat zij potentiële kennismigranten zijn? Veel vragen aan de start van het adviestraject.
Maar ook later in het traject zullen vragen opkomen. Bijvoorbeeld of Nederland zelfstandig arbeidsmigratiebeleid moet voeren of dat het effectiever is op EU niveau? Weer een andere vraag is of de SER ook andere instrumenten in het advies wil meenemen om de tekorten op de arbeidsmarkt op te lossen. Denk daarbij aan hogere participatie, een hogere AOW-leeftijd, minder deeltijd en grootschalige omscholing. Hoe weegt de SER deze opties ten opzichte van (meer) arbeidsmigratie?
Tot slot is de tijdshorizon van belang voor het advies. In 2100 woont het gros van de beroepsbevolking in Azië (zonder China) en in Afrika. Welke migratiestromen passen daarbij? Zijn we daarop voorbereid?
De grote kracht van een SER advies over migratie is dat het start bij een op feiten gebaseerde probleemanalyse, die in de polder vervolgens verrijkt wordt tot een gedeelde probleemanalyse gebaseerd op gewogen feiten. De tweede kracht is draagvlakcreatie voor oplossingsrichtingen en duidelijkheid over voor welk beleid geen draagvlak is.