Er kunnen geen rechten worden ontleend aan dit bericht/deze tekst. Deze geanonimiseerde samenvatting van een bemiddelingsadvies van de bedrijfscommissie wordt gepubliceerd om inzage te geven in de aard van het uitgebrachte advies. Met deze publicatie wordt geen jurisprudentievorming beoogd, aangezien de commissie steeds met maatwerkoplossingen komt, gericht op het(/de) specifieke (omstandigheden van het) geval.
Bemiddelingsverzoek MII 24.001
De bestuurder verzoekt de commissie om bemiddeling omdat de ondernemingsraad (or) niet instemt met een wijziging van de gedragscode.
Datum indiening: |
26 april 2024 |
Verzoeker: |
Bestuurder en or |
Onderwerp: |
Wijziging gedragscode, or verleent geen instemming |
Trefwoorden: |
Wijziging gedragscode, instemmingsrecht, geen instemming verlenen, (schijn van ) belangenverstrengeling binnen or, familierelatie op het werk |
Afhandeling: |
bemiddelingszitting |
In plaats van het door de commissie aan haar gevraagde verweerschrift dient de or ook een verzoekschrift in over dezelfde kwestie. In overleg met partijen voegt de commissie beide verzoekschriften samen en behandelt deze als een gezamenlijk ingediend verzoek.
De voorgenomen wijziging van de gedragscode betreft bepaling dat werknemers die familie van elkaar zijn niet langer in een hiërarchische verhouding tot elkaar mogen staan op het werk. In reactie op het instemmingsverzoek van de bestuurder heeft de or aangegeven niet in te zullen stemmen tenzij er een uitzondering wordt gemaakt op de reeds bestaande, en in deze organisatie ook unieke, situatie waarin een moeder en haar dochter op dezelfde locatie werkzaam zijn waar de moeder de functie van manager bekleedt. De bestuurder wil die uitzondering niet maken omdat zij het belangrijk vindt alle gevallen gelijk te behandelen. Ook heeft zij zorg te dragen voor een veilige werkomgeving voor álle medewerkers, en werken met familieleden draagt een zeker risico in zich. De or daarentegen vreest juist de gevolgen van een wijziging van de huidige situatie op de locatie voor de stabiliteit, continuïteit en de opgebouwde vertrouwensband tussen collega’s, kinderen en ouders. Een saillant aspect in dit geschil is de omstandigheid dat de moeder ook voorzitter is van de or waardoor er sprake is van (de schijn van) belangenverstrengeling.
Ter zitting blijkt dat er over de moeder-dochterrelatie op het werk vanaf het begin goede afspraken lagen. Zo kan de dochter desgewenst terecht bij een andere manager. In de samenwerking tussen moeder en dochter hebben zich in bijna twee jaar tijd geen incidenten voorgedaan en lijkt de huidige praktijk geen reden tot zorg. Ook de samenwerking tussen bestuurder en or is in het algemeen prettig en goed. Dit alles leidt ertoe dat partijen ter zitting akkoord kunnen gaan met het advies van de commissie om de bestaande werkrelatie te respecteren, waarbij de or instemt met het voorgenomen besluit waarmee er voor de toekomst heldere werkafspraken voor iedereen vastliggen. Ook moet hierover duidelijk en transparant gecommuniceerd worden naar alle betrokkenen. Met het oog op de dubbelrol van de voorzitter (tevens moeder) wordt overeengekomen dat het dragen van dubbele petten onwenselijk is en altijd moet worden vermeden. Waar een rechtstreeks persoonlijk belang speelt, dient belangenverstrengeling voorkomen te worden door niet deel te nemen aan besprekingen. Dit is noodzakelijk voor het behoud van een goede vertrouwensrelatie.
De commissie uit haar bewondering voor de constructieve houding van partijen ter zitting en zegt er alle vertrouwen in te hebben dat partijen een goede samenwerking neer zullen zetten.