Er kunnen geen rechten worden ontleend aan dit bericht/deze tekst. Deze geanonimiseerde samenvatting van een bemiddelingsadvies van de bedrijfscommissie wordt gepubliceerd om inzage te geven in de aard van het uitgebrachte advies. Met deze publicatie wordt geen jurisprudentievorming beoogd, aangezien de commissie steeds met maatwerkoplossingen komt, gericht op het(/de) specifieke (omstandigheden van het) geval.
Bemiddelingsverzoek MI 24.003
In deze zaak verschillen partijen van mening over de reikwijdte van artikel 27, eerste lid, onder d, van de Wet op de ondernemingsraden (hierna: WOR).
Datum indiening: |
26 april 2024 |
Verzoeker: |
Ondernemingsraad |
Onderwerp: |
Reikwijdte ziekteverzuimbeleid, art. 27, 1d WOR |
Trefwoorden: |
Wijziging ziekteverzuimprotocol, instemmingsrecht, stroeve samenwerking or - bestuurder |
Afhandeling: |
bemiddelingszitting |
De ondernemingsraad meent dat dit artikel ruim moet worden uitgelegd en vindt dat de ingevoerde wijzigingen omtrent voorschriften met betrekking tot controle en ziekmelding instemmingsplichtig zijn. De bestuurder daarentegen meent dat het instemmingsrecht van de ondernemingsraad niet ziet op de praktische uitvoering van genoemde voorschriften. Ook lijkt de onderlinge werkrelatie en het vertrouwen tussen partijen niet optimaal te zijn.
De ondernemingsraad vraagt de bedrijfscommissie zich hier inhoudelijk over uit te spreken en ook te bemiddelen in de (stroeve) samenwerking tussen de ondernemingsraad en de bestuurder. Ter zitting hebben partijen gezamenlijk een oplossing bereikt met betrekking tot het beleid rondom ziekmelden en het zorgdragen voor vervanging bij ziekte. Zo is afgesproken dat de werknemers bij een ziekmelding een enkel telefoontje hoeven te plegen en in beginsel ook niet zelf voor de overdracht hoeven te zorgen. De commissie stelt vast dat partijen hiermee geholpen zijn en constateert dat er geen belang (meer) is voor partijen om een principiële uitspraak te doen over de vraag of de kwestie al dan niet instemmingsplichtig is in de zin van de WOR.
Met betrekking tot de samenwerking en de vertrouwensrelatie merkt de bedrijfscommissie op dat het te prijzen is dat partijen de afgelopen periode de nodige stappen hebben gezet om de werkrelatie te bevorderen. Zo hebben partijen een adviseur c.q. procesbegeleider aangesteld, maar dit heeft helaas nog niet tot de gewenste verbeteringen geleid. De commissie geeft partijen mee om ook gezamenlijk, bestuurder en ondernemingsraad onderling, te werken aan hun samenwerking. Gedacht kan worden aan een gezamenlijke training op het gebied van medezeggenschap. De commissie stelt tot slot vast dat de beide partijen gemotiveerd zijn om hun samenwerking te verbeteren en heeft er alle vertrouwen in dat partijen hierin zullen slagen.