De nieuwe gedaantes van de overlegeconomie

Inleiding van SER-voorzitter Mariëtte Hamer bij de boekpresentatie ‘Nog steeds een mirakel? De legitimiteit van het poldermodel in de eenentwintigste eeuw’ tijdens een seminar van de Nederlandse vereniging voor Arbeidsverhoudingen (NvA) en het Amsterdam Institute for Advanced Labour Studies (AIAS)

26 oktober 2016.
Alleen het gesproken woord geldt.

Dames en heren,

Uw bijeenkomst staat in het teken van de vraag naar de legitimiteit van het poldermodel in de 21e eeuw. De organisatoren hebben mij uitgenodigd om met u van gedachten te wisselen over de nieuwe gedaantes van de overlegeconomie. Dat lijken zo op het oog twee verschillende werelden. Maar ik beloof u: die werelden komen bij elkaar.

Om te beginnen wil ik beklemtonen dat het een goede zaak is dat ook de overlegeconomie met regelmaat onderwerp is van wetenschappelijke studie. En ook dat de uitkomsten van die studies ook in bijeenkomsten als deze worden besproken, niet alleen met andere wetenschappers maar ook mensen van het beleid en uit de praktijk. Dat leidt vast tot een bont geheel aan inzichten en ervaringen - zoals ook de bundel die vandaag centraal staat heel diverse bijdragen bevat. Aan die bonte diversiteit wil ik graag nog wat kleuren toevoegen, vanuit mijn positie als voorzitter van de SER.

SER: denkwerk voor draagvlak door dialoog

De SER kent u als tripartiet adviesorgaan. Adviseren over sociaal-economisch beleid is nog steeds onze core business – maar in samenhang daarmee zijn andere belangrijke werkzaamheden opgekomen. En het adviesproces zelf is ook flink geëvolueerd, met nieuwe dialoogvormen en met nieuwe participanten aan tafel. Ik wil u daar graag meer over vertellen.

De SER blijft gericht op verhoging van de maatschappelijke welvaart. Dat streven vindt u weerspiegeld in de bekende drie doelstellingen van sociaal-economisch beleid:

  • Een evenwichtige economische groei, passend binnen het streven naar duurzame ontwikkeling;
  • Een zo groot mogelijke arbeidsparticipatie;
  • Een redelijke inkomensverdeling.

De SER wil met denkwerk voor draagvlak door dialoog die maatschappelijke welvaart helpen bevorderen. In mijn ogen ligt hier de basis voor de legitimering van de SER en de overlegeconomie: in het bieden van tafels voor ‘probleemoplossend onderhandelen’, zoals Anton Hemerijck en Marc van der Meer het in de bundel noemen.

De afgelopen maanden zijn aan verschillende SER-tafels diverse adviezen en verkenningen over uiteenlopende onderdelen van het sociaal-economisch beleid afgerond. Ik noem u de onderwerpen: de toekomst van het beroepsonderwijs; digitalisering en de arbeidsmarkt; de overgang naar een circulaire economie; beschut werk voor mensen met een arbeidsbeperking; de aanpassing van het wettelijk minimumjeugdloon; de invoering van persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling; en TTIP; het handels- en investeringsakkoord waarover de EU met de VS onderhandelt. En gisteren is daar nog een advies over verduurzaming van de veehouderij aan toegevoegd.

Die adviezen en verkenningen vinden over het algemeen ruime weerklank in het beleid. Heel concreet zie ik dat bij het minimumjeugdloon; bij het Rijksbrede Programma circulaire economie; en in de vorm van de extra middelen voor een betere aansluiting tussen beroepsonderwijs en arbeidsmarkt in de regio. Soms is de invloed wat indirecter of een kwestie van de lange adem. Bij een thema als TTIP is niet alleen Nederland aan zet; maar duidelijk is dat maatschappelijk draagvlak hier een bepalende factor is. En op het proces van hervorming van pensioenen kom ik graag straks nog terug.

Verduurzaming en platformfunctie

Op denkwerk voor draagvlak door dialoog zal ook in de toekomst een beroep worden gedaan. Daarvan ben ik vast overtuigd. In politiek en samenleving zien we veel verschijnselen van polarisatie en versplintering; deze gaan vaak gepaard met gevoelens van onbehagen en argwaan jegens ‘de politiek’. Mensen voelen zich minder dan vroeger gebonden aan en verbonden met maatschappelijke verbanden. Tegelijkertijd proef ik in de samenleving de behoefte om weer op zoek te gaan naar wat ons samen kan brengen en verbinden. Met elkaar de dialoog aangaan, samen werken en draagvlak organiseren voor beleid dat ons allen in dit land verder brengt, blijft hard nodig.

In zijn bijdrage aan de bundel maakt Prof. Jelle Visser de opdracht voor de overlegeconomie nog een slagje concreter. Hij stelt – ik citeer: “Als de overlegeconomie, met alle mitsen en maren, bijdraagt aan groei en werkgelegenheid, tweedeling voorkomt, innovatie bevordert en ongelijkheid afremt, dan is zij toekomstbestendig.” Die stelling onderschrijf ik van harte – maar ik wil er nog één belangrijke uitdaging aan toevoegen: de verduurzaming van onze economie en samenleving. Ook de kwaliteit van onze natuurlijke leefomgeving zal ons een zorg zijn.

Op die ecologische dimensie wil ik eerst ingaan. De milieu-aspecten van de verduurzaming zijn al tientallen jaren onderwerp van SER-advisering. Sinds 1999 is het vast gebruik dat representatieve natuur- en milieuorganisaties deelnemen aan de desbetreffende adviezen. Dat heeft geleid tot nieuwe vormen van samenwerking en dialoog.

Zoals u weet heeft de SER, in het kader van zijn platformfunctie, drie jaar geleden de totstandkoming van een nationaal Energieakkoord voor duurzame groei gefaciliteeerd. Een akkoord dat gedragen wordt door maar liefst 47 verschillende partijen, waaronder naast werkgevers- en werknemersorganisaties overheden, brancheverenigingen, diverse maatschappelijke organisaties en financiële instellingen. De goede uitvoering van de meer dan 150 actiepunten van het akkoord wordt bewaakt door een borgingscommissie die bij de SER is ondergebracht. Deze opzet is onlangs door derden geëvalueerd, en op basis daarvan zullen de partijen die het Energieakkoord dragen waarschijnlijk besluiten om de komende jaren op dit pad door te gaan.

Duurzame ontwikkeling gaat over meer dan natuur, milieu en klimaat; zij heeft ook een sociale en een economische dimensie. Een goede balans te vinden tussen die verschillende aspecten, is een opdracht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Een opdracht die, afhankelijk van de omstandigheden, lokaal, nationaal of internationaal moet worden opgepakt. Sinds 2008 werken centrale werkgevers- en werknemersorganisaties in de SER samen aan het bevorderen van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen.

U herinnert zich vast nog de vreselijke ramp van Rana Plaza, waarbij meer dan 1000 mensen, werkend in de textielindustrie van Bangladesh, omkwamen. Deze ramp heeft een belangrijke impuls gegeven aan initiatieven om te komen tot betere arbeidsvoorwaarden en –omstandigheden in grensoverschrijdende ketens. De SER heeft eerst een raamwerk neergelegd voor sectorconvenanten over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO), en faciliteert nu de totstandkoming en borging van dergelijke convenanten. Het eerste convenant, voor de textiel- en kledingbranche, is voor de zomer afgesloten. Later deze week volgt het tweede, voor de bankensector. Meer zijn in voorbereiding.

Deze convenanten worden niet alleen gesloten door brancheorganisaties, diverse maatschappelijke organisaties, vakbonden en de rijksoverheid, maar ook ondertekend door individuele bedrijven. Voor individuele bedrijven zijn bepaalde duurzaamheidsdoelen – zoals het verbeteren van arbeidsomstandigheden in landen als Bangladesh, India en Pakistan – lastig te realiseren. Op basis van het convenant voor textiel en kleding gaan bedrijven daar samen aan werken – op basis van een jaarlijks plan van aanpak met concrete doelen.

Met het Energieakkoord en met de IMVO-convenanten heb ik u twee nieuwe samenwerkingsactiviteiten geschetst die onder de paraplu van de SER een plek hebben gekregen. Daarnaast blijft de SER volop actief als adviesorgaan, voor regering en parlement, over belangrijke sociaal-economische vraagstukken. Maar ook dat pakken we anders aan dan vroeger.

Vormen van dialoog

Natuurlijk zijn er nog steeds vergaderingen waar vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers alsmede onafhankelijke deskundigen met elkaar overleggen – al dan niet in achterkamertjes – en dan samen analyses maken en aanbevelingen formuleren. Inmiddels zijn we volop bezig met het betrekken van andere kringen van belanghebbenden en belangstellenden bij ons advieswerk. Dat doen we op verschillende manieren, variërend van rondetafelgesprekken tot internetconsultaties. We verzamelen daardoor waardevolle input voor onze adviezen; we gaan vervolgens ook graag de dialoog aan over onze bevindingen.

Zoals u weet heeft het kabinet een brede dialoog over de toekomst van ons pensioenstelsel opgezet. Aan die dialoog levert de SER een flinke bijdrage: door een advies over de toekomst van het pensioenstelsel, door een verdere verkenning van bepaalde varianten, en door daarbij ruime groepen deskundigen en belanghebbenden te betrekken. Wij organiseren ook zelf, in de zaal waar u nu bent, pensioendialogen waar jongeren en ouderen met elkaar spreken over een duurzaam houdbaar pensioenstelsel.

Evenzeer op de lange termijn gericht is de totstandkoming van een Skills Strategie voor Nederland. Het kabinet heeft de OECD gevraagd om zo’n strategie op te stellen. En het heeft de SER uitgenodigd om daaraan een bijdrage te leveren. Dat doen we door bijeenkomsten te organiseren voor en met mensen uit de wereld van werk en de wereld van onderwijs; vooral mensen uit de praktijk die lokaal, regionaal of landelijk actief zijn. Zonder een stevige inbreng van deze stakeholders en ervaringsdeskundigen zou een Skills Strategie teveel een theoretische exercitie kunnen blijven.

Nederland is groter dan Den Haag. Gezamenlijke werkbezoeken bieden inspiratie voor praktische oplossingen die mensen, instellingen en bedrijven verder kunnen helpen. Onlangs waren wij bijvoorbeeld in Hardenberg voor een open gesprek over de wijze waarop de decentralisatie van het sociale domein daar wordt opgepakt, en de knelpunten die men dan tegenkomt.

Nieuwe producten

Niet alleen onze werkwijze is vernieuwd. Ook ons assortiment producten hebben we de afgelopen jaren verbreed. De SER brengt nog steeds adviezen uit, maar daarnaast ook rapporten, verkenningen en signaleringen.

Vorige week heeft de raad een uitgebreide verkenning uitgebracht over de gevolgen van de transitie naar een digitale economie voor de arbeidsmarkt, de organisatie van werk en de arbeidsverhoudingen. Digitalisering biedt belangrijke kansen en we kunnen ons niet permitteren om die te laten liggen. Maar we moeten wel wat extra’s doen om iedereen van de vruchten van de digitalisering te laten profiteren. Een inclusieve arbeidsmarkt is en blijft onze ambitie; die opgave hebben we neergelegd in een werkagenda waarmee we de komende maanden verder aan de slag gaan.

Een belangrijke uitdaging is om goed om te gaan met het eerder genoemde maatschappelijke onbehagen, door een gemeenschappelijk, vertrouwenwekkend toekomstperspectief te bieden. Daar hoort het zeker streven naar een balans in wendbaarheid en in werk- en inkomenszekerheid bij. De SER gaat de komende periode na wat die balans kan zijn, hoe die gerealiseerd kan worden, wat dit betekent voor bestaande arrangementen en regelingen en wat de gevolgen zijn voor het draagvlak – financieel en maatschappelijk – van de sociale zekerheid.

In dat verband nemen wij onder meer het stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid en de problematiek van de langdurige werkloosheid onder de loep. Daarbij zal zeker aan de orde komen dat verschillende contractvormen in bepaalde segmenten van de arbeidsmarkt zorgen voor een speelveld met uiteenlopende voorwaarden waartegen arbeid wordt verricht, en een prikkel vormen om te kiezen voor vormen van flexwerk en zzp. U begrijpt dat ik niet op de zaken vooruit kan lopen; over de uitkomsten van deze discussie vertel ik u graag een volgende keer.

Van de SER bent u waarschijnlijk doorwrochte, of althans dikke adviezen gewend. Maar waar mogelijk en nuttig verpakken we onze conclusies en aanbevelingen op een aantrekkelijker manier. In de vorm van een briefadvies of door een publieksvriendelijke versie te maken. En soms vindt de SER het belangrijk om via een signalering publiekelijk de aandacht te vestigen op een belangrijk vraagstuk, zonder al direct een antwoord klaar te hebben. Dat hoort allemaal bij het opzoeken van de interactie met de samenleving.

Een voorbeeld daarvan is de gezamenlijke oproep, in de vorm van een verkenning, om de sociale infrastructuur voor kwetsbare groepen te versterken. Werkgevers, werknemers en onafhankelijken hebben samen vastgesteld dat beschut werk nog nauwelijks van de grond komt, en dat de afbouw van sociale werkplaatsen sneller gaat dan de opbouw van nieuwe alternatieven. Ook aan mensen met een arbeidsbeperking willen we een perspectief kunnen bieden.

Slotsom

Ik kom tot een afronding.
Aan de hand van zowel nieuwe werkvormen als nieuwe producten van de SER heb ik u een schets willen geven van de nieuwe gedaantes van de overlegeconomie. De SER van nu werkt anders, en biedt een veel breder assortiment aan producten aan, dan tien of twintig jaar geleden.

Ondanks al deze vernieuwingen blijven er bij de SER ook constante waarden. U kunt op de SER een beroep doen voor een deskundig advies dat op draagvlak kan rekenen. Daartoe blijven de organisaties die in de SER zijn vertegenwoordigd, in gesprek met hun achterbannen om de koers te bepalen en draagvlak voor overeenstemming te organiseren. En natuurlijk kunnen we een beroep blijven doen op de onafhankelijke deskundigen, de kroonleden in de raad, zowel voor hun inhoudelijke expertise als voor hun vermogen om bruggen te bouwen tussen uiteenlopende uitgangsposities.