Vooruitkijken naar de volgende 20 jaar: hoe borgen we collectiviteit en solidariteit?
Speech van Kim Putters bij het jubileum congres van Netspar
1 april 2025
Het gesproken woord geldt.
Allereerst wil ik Netspar feliciteren met hun twintigjarig bestaan. We mogen trots zijn op dit unieke netwerk dat kennis en beleid verbindt met het oog op de houdbaarheid van ons pensioenstelsel. Ook de SER heeft daarvan op verschillende wijze geprofiteerd bij onze advisering over de toekomst van het pensioenstelsel. Vandaag wil ik echter vooruitkijken naar de komende twintig jaar en met name naar de vraag hoe we het collectieve en solidaire karakter van onze pensioen- en zorgarrangementen kunnen borgen in het licht van de vergrijzing, individualisering, sociale ongelijkheid en druk op de economische groei door fragmentatie van de wereldorde en klimaatverandering.
Solidariteit is cruciaal om kwalitatief hoogstaande, breed toegankelijke zorg en goede pensioenen te kunnen garanderen. Het gaat daarbij zowel om inkomenssolidariteit, waarbij mensen met een hoog inkomen meer dan evenredig bijdragen aan de financiering van de AOW en de inkomensafhankelijke zorgtoeslag, als over risicosolidariteit. Dit betekent dat we risico’s, zoals het langlevenrisico of financiële schokken bij pensioenen en bij zorg, samen dragen, zodat mensen met verschillende risico’s elkaar kunnen helpen
In ons land heeft de gehele bevolking via de verzekerings- en acceptatieplicht toegang tot het solidariteitscollectief van curatieve en langdurige zorg. Heel de bevolking doet mee en betaalt mee. Dit voorkomt adverse selectie en free-rider-gedrag en waarborgt ook de beschikbaarheid van voldoende financiële middelen. De grote en kleine verplichtstelling van pensioen creëert solidariteitskringen waarbinnen mensen risico’s kunnen delen. De bereidheid tot solidariteit is zowel bij zorg als pensioenen hoog. Toch denk ik dat we het toekomstig maatschappelijk draagvlak voor de diverse verplichtstellingen gegeven de mogelijke druk van de eerder genoemde uitdagingen niet als gegeven mogen aannemen en een agenda moeten ontwikkelen om het maatschappelijk draagvlak voor ons pensioen en zorgstelsel te verstevigen.
Daarvoor is een langetermijnvisie nodig over waar we met onze samenleving naar toe willen met brede welvaart als kompas om balans aan te brengen tussen economie, samenleving en milieu, hier en nu, later en elders. De uitdagingen zijn bekend, maar er is in het brede maatschappelijk debat te weinig aandacht omdat de korte termijn overheerst en omdat het lijkt dat we van de ene crisis in de andere geraken. Het risico is dat noodzakelijke maatregelen worden uitgesteld tot het moment waarop de wal het schip keert, en hervormingen plots en radicaal worden doorgevoerd waardoor mensen zich overvallen voelen en het maatschappelijk draagvlak voor de maatregelen die nodig zijn onder druk komt te staan.
Een voorbeeld hiervan is de wijze waarop in Nederland de pensioenleeftijd is verhoogd. In plaats van dat geleidelijk te doen en ver vooraf aan te kondigen – demografische veranderingen gaan langzaam en vergrijzing zie je al ver van te voren aankomen – is de wettelijk pensioenleeftijd in 2012 relatief plotseling en in relatief grote stappen verhoogd. Voor veel mensen kwam dat als een onaangename verrassing waardoor ze vanwege een zwaar beroep en/of een slechte gezondheid in de knel kwamen. Het is daarom goed dat de stijging in het pensioenakkoord is gemitigeerd en er afspraken zijn gemaakt om mensen te ondersteunen om langer door te werken in goede gezondheid.
De langetermijnagenda die ik voor ogen heb bevat drie elementen:
- een duurzame en sterke economie als basis voor de financiering van onze pensioen- en zorgarrangementen;
- een vermindering van de sociaal-economische gezondheidsverschillen, waardoor meer mensen in goede gezondheid de pensioengerechtigde leeftijd halen, er meer vitale ouderen zijn en het beroep op de zorg kan worden verminderd;
- en waar nodig herijking van de individuele en collectieve arrangementen in de zorg en in het pensioenstelsel.
Begin vorig jaar hebben we bij de SER onze visie op de economie van de toekomst vastgesteld Perspectief op brede welvaart in 2040. Dat perspectief is een sterke sociale markteconomie met een open sociale dialoog. Een Rijnlands model 2.0, waarbij bedrijven werken aan langetermijn-waardecreatie en de overheid consistent op brede welvaart en langjarige transities stuurt. Het omvat de volgende gezamenlijke ambities:
- Nederland is in 2040 hard op weg naar een klimaatneutrale, klimaatadaptieve en circulaire samenleving, die in 2050 geheel wordt gerealiseerd.
- Nederland heeft een sterk vestigingsklimaat en is toonaangevend door te investeren in R&D, vooral in kritische technologieën. Innovatie is het verdienmodel.
- Er is werk- en inkomenszekerheid, ook bij snel veranderend werk. Iedereen heeft toegang tot een robuuste infrastructuur voor leven lang ontwikkelen. Nederland kent geen werkende armen meer. Mensen met arbeidsbeperkingen doen volwaardig mee in werk als zij dat kunnen.
- De zorg, het onderwijs en wonen zijn betaalbaar, toegankelijk en van goede kwaliteit.
- En de regeldruk is beperkt voor huishoudens en bedrijven. De sociale markteconomie functioneert binnen de kaders van de democratische rechtsstaat.
De SER adviseert fors te investeren in noodzakelijke aanpassingen in het kader van de grote transities. Het gaat om investeringen in kennis en innovatie, in scholing en leven lang ontwikkelen, in digitalisering en nieuwe technologieën, in energie-infrastructuur, in huisvesting en in de verduurzaamheidsopgaven. Daarbij wijzen we ook op het belang van de Europese Unie om onze sociaal-economische weerbaarheid te versterken en het laten slagen van de groene en digitale transities met behoud van strategische autonomie.
Voor de houdbaarheid en toegankelijkheid van de zorg is het van belang om de arbeidskrapte in de zorg en andere publieke sectoren in het licht van de vergrijzing te adresseren. Daarvoor hebben we aanbevelingen gedaan om de aantrekkingskracht van het werk te vergroten, om het werk slimmer te organiseren en voor een betere sturing van de overheid op uitvoerbaarheid van het beleid.
Het Rijnlandse model 2.0 dat wij voor ogen hebben is een inclusieve economie waarin geen plaatst is voor structurele sociale ongelijkheden.
De scheidslijn is wellicht het meest zichtbaar in gezondheidsverschillen. Zo leven theoretisch opgeleiden 5 jaar langer en ook nog eens 15 jaar langer in goede gezondheid dan praktisch opgeleiden. Dat zijn onrechtvaardige verschillen die alleen nog maar groter dreigen te worden. De maatschappelijke en economische gevolgen van gezondheidsproblemen en van sociaal-economische gezondheidsverschillen zijn groot. De arbeidsdeelname van mensen met gezondheidsproblemen is veel lager dan van gezonde mensen. Langer doorwerken vanwege een gemiddeld stijgende levensverwachting dat nodig is om ons pensioenstelsel houdbaar te laten blijven is voor hen veel lastiger. Gezondheidsproblemen brengen ook kosten met zich mee voor de mensen die met die problemen kampen en voor de publieke en collectieve regelingen op de terreinen van zorg en aanpalende domeinen, zoals sociale zekerheid. Het investeren in het voorkomen van ziekten heeft daarom een groot economisch en maatschappelijk rendement. Het vergroten van de gezondheid en het verminderen van sociaal-economische gezondheidsverschillen leiden tot minder of later gebruik van zorg, hetgeen zeer gewenst is in een zorgsysteem dat nu al overbelast is en dat te maken krijgt met een dubbele vergrijzing.
Begin 2024 jaar heeft de SER een advies uitgebracht over sociaal-economische gezondheidsverschillen Gezond opgroeien, wonen en werken:
Naar een structurele gezondheidsaanpak en bestrijding van sociaal-economische gezondheidsverschillen. Een van onze aanbevelingen is om een minister van Gezondheid aan te stellen om alle beleid rond gezondheid en preventie te coördineren en de transitie van zorg naar gezondheid aan te jagen. Het zal naast goede zorg vooral moeten gaan om preventie van ongezond werken op de werkvloer en preventie van ongezond gedrag. Om gezonder bouwen, betere armoedebestrijding en vooral kansen op goed onderwijs. Want dat is allemaal van invloed op gezondheidsverschillen.
We zien al langer dat een toenemend aantal zzp’ers weinig tot geen aanvullend pensioen opbouwt binnen de tweede pijler. Deze structurele ongelijkheid zet niet alleen de collectiviteit en solidariteit onder druk, maar het kan ook leiden tot een grote inkomensachteruitgang bij pensioneren. Hoewel de verschillen tussen zzp’ers groot zijn als het gaat om de opbouw van aanvullende pensioen en zzp’ers vaak andere mogelijkheden benutten om in hun pensioen te voorzien, moet gevreesd worden dat straks een aanzienlijke groep ouderen een onvoldoende inkomen heeft met alle maatschappelijke gevolgen van dien. Om dit te voorkomen zullen we moeten kijken of de afspraken die zijn gemaakt in het pensioenakkoord voldoende zijn, of dat er meer vergaande maatregelen nodig zijn, zoals verplichte deelname aan een kapitaalgedekte basispensioenregeling voor mensen die anders geen aanvullend pensioen opbouwen. Onderzoek van Netspar naar de mogelijkheden om de witte vlekken te verkleinen is daarbij behulpzaam.
Naast een sterke economie en de bestrijding van structurele sociale verschillen is ook een herijking nodig van de balans tussen individuele en collectieve arrangementen in het pensioen- en zorgstelsel. De aanpassing aan maatschappelijke trends, zoals de behoefte aan meer keuzevrijheid, maatwerk en meer transparantie is een belangrijke reden geweest voor de SER om te pleiten voor een hervorming van ons pensioenstelsel. Door de afschaffing van de doorsneesystematiek komt er meer duidelijkheid over de waarde van individuele pensioenaanspraken. Daarmee worden ook ondoorzichtige en moeilijk te rechtvaardige herverdeling tussen jongere en oudere werknemers en tussen lager en hoger opgeleiden weggenomen, vanwege verschillen in het loonprofielen als gevolg van verschillen in carrièrepaden. Hiermee wordt de basis voor solidariteit voor het delen van financiële schokken en het( lang)levenrisico versterkt. Vakbonden, werkgevers, pensioenuitvoerders en het kabinet hebben de afgelopen jaren hard gewerkt aan de modernisering van deze belangrijke en kostbare arbeidsvoorwaarde. De nieuwe Pensioenwet is anderhalf jaar geleden met ruime meerderheid in Tweede en Eerste Kamer aangenomen. De eerste pensioenfondsen zijn al overgestapt, de rest volgt snel. Dat proces moet nu niet verstoord worden door voorstellen die het collectieve en solidaire karakter van het pensioenstelsel aantasten.
Het is nu vooral van belang om de opvattingen van deelnemers over het nieuwe pensioenstelsel goed te blijven monitoren en verder te gaan met de verbetering van de communicatie met de deelnemers. Netspar heeft hiervoor met de Monitor Deelnemerservaring een nuttig instrument ontwikkeld en doet waardevol onderzoek op het terrein van keuzebegeleiding en communicatie.
Wat betreft de zorg is het vooral nodig om een maatschappelijk gedragen langetermijnvisie te ontwikkelen op de collectieve kern van de langdurige ouderenzorg, de jeugdzorg en de ggz, zoals de WRR heeft betoogd in het advies Kiezen voor houdbare zorg. Volgens de WRR hangt het succesvol kunnen borgen van de houdbaarheid van ons gezondheidsstelsel in belangrijke mate samen met de ouderenzorg. Daar vindt, vanwege de dubbele vergrijzing, de komende decennia namelijk een groot deel van de groei plaats, zowel in mensen als in middelen. Het zal volgens de WRR in de ouderenzorg nodig zijn om wonen en zorg meer te scheiden, en de rol van eigen bijdragen uit te breiden voor aspecten van zorg die niet tot die collectieve kern behoren.
De WRR constateert terecht dat een debat over prioritering van de zorg door samenleving en politiek hoogst ongemakkelijk wordt gevonden. Daarbij kunnen we ook leren van lokale initiatieven, waarbij het welzijn van ouderen centraal staat. Bijvoorbeeld in verpleeghuis Tiendwaert in mijn stad Hardinxveld-Giessendam. Hier komt Arthur dagelijks zijn dementerende vrouw bij het ontbijt helpen, haar bed opmaken en koffie drinken. Mantelzorg zoals thuis is onderdeel van goede zorg. De bredere blik op het welzijn van ouderen leidt tot het delen van vertrouwen en zeggenschap met het zorgpersoneel. Op deze wijze ontstaat een gesprek over wat goede zorg inhoudt, wat meest verstandig lijkt voor de oudere en de familie, en wat acceptabel gevonden wordt, bijvoorbeeld vanwege personeelstekorten. Win-win in termen van brede welvaart, mits samenwerking goed wordt georganiseerd en afgesproken. Daarbij gaat het uitdrukkelijk ook om het welzijn van de ouderen die nog niet zorgbehoevend zijn. Er is volgens onderzoek van het SCP veel potentie onder vitale, wijze gepensioneerden om een bijdrage te leveren aan maatschappelijke opgaven. Door meer te investeren in de vitale derde levensfase en meer sociale, culturele en beweegactiviteiten aan te bieden kan de trend worden versterkt dat deze fase langer duurt en de vierde hulpbehoevende fase korter. Door een hogere participatie en hoger welbevinden, kunnen de baten van vergrijzing stijgen en de zorgkosten relatief dalen. Het SCP vraagt ook aandacht voor de ongelijke kansen van ouderen en de verschillen in welbevinden door variërende hulpbronnen in de derde en vierde levensfase. Dat raakt aan de eerder genoemde noodzaak van het bestrijden van structurele sociaal-economische gezondheidsverschillen.
In onze cultuur is het verrichten van arbeid erg sterk aan de sociale status van mensen verbonden. Zodra je naast het arbeidsproces staat, tel je voor het gevoel van velen minder mee. Daar is de afgelopen jaren door mantelzorg, vrijwillige inzet e.d. al best wat in veranderd maar er zijn culturen waarin de wijsheid van ouderen veel prominenter telt en dat heeft ook invloed op hoe de oude dag beleefd wordt. We zullen de komende jaren ook moeten nadenken hoe we een cultuuropslag op dit punt kunnen bewerkstelligen.
Tot slot wijs ik op de noodzaak dat bestuurders en de politiek het belang van de collectiviteit en solidariteit voor het zorg en pensioenstelsel blijven uitleggen en verdedigen. Door te veel nadruk op keuzevrijheid, transparantie van individueel profijt e.d. is voor veel burgers niet altijd meer helder wat het collectieve karakter van pensioen en zorg betekenen en hoe belangrijk dat is.