Inleiding Kim Putters Arbeidsmarktpoort

Toespraak Kim Putters bij de tweede editie van Arbeidsmarktpoort op 24 oktober 2023.

Thema: De toekomst van werk: uitdagingen voor polder en politiek

Het gesproken woord geldt.


Dames en heren,

Welkom bij deze tweede editie van Arbeidsmarktpoort. Het thema van vandaag is de toekomst van de arbeidsmarkt, uiteraard een onderwerp dat mij als voorzitter van de Sociaal-Economische Raad (SER) veel bezighoudt.

We zitten momenteel vlak voor het verkiezingsreces. De campagne is natuurlijk al lang begonnen, maar de komende weken zal er een veelheid aan plannen, voornemens, goede intenties en beloftes over ons worden uitgestort. Tot voor kort was bestaanszekerheid in deze campagne het leidende thema. De vraag is hoe zich dat in de komende weken zal gaan ontwikkelen, nu de verschrikkelijke oorlog in Israël en de Gazastrook begrijpelijkerwijs veel aandacht vraagt en krijgt. Wat ik mede op basis van de verkiezingsprogramma’s wel durf te voorspellen, is dat de arbeidsmarkt geen hot item zal worden. En dat is gek, want ik ben ervan overtuigd dat een goed functionerende arbeidsmarkt de sleutel is om de grote maatschappelijke opgaven van nu het hoofd te bieden. Daar wil ik het vanmiddag met u over hebben.

In 2020 en 2021 verschenen adviezen van de commissie Borstlap en de SER gericht op hervorming van de arbeidsmarkt. De aanbevelingen waren erop gericht om meer werk- en inkomenszekerheid te creëren voor mensen, ondernemingen meer wendbaarheid te bieden en kansengelijkheid te bevorderen.

Deze adviezen vormden de leidraad voor het coalitieakkoord op het gebied van de arbeidsmarkt. Met het arbeidsmarktpakket van het kabinet staat de voorbereiding van de wet- en regelgeving op belangrijke onderdelen van ons advies in de steigers: ik ben blij met de stappen die tot nu toe gezet zijn om flexibele contracten beter te reguleren, om het onderscheid tussen zzp’ers en werknemers te verduidelijken en om vaste contracten aantrekkelijker te maken. De val van het kabinet leidt ertoe dat het proces in de komende maanden zal vertragen. Ik hoop en vertrouw erop dat uitstel niet tot afstel zal leiden; als SER hebben we de Tweede Kamer op het hart gedrukt mee te werken aan de verdere verwezenlijking van maatregelen op deze onderwerpen, en de aanbevelingen als één geheel uit te voeren. Dat de Tweede Kamer deze onderwerpen niet controversieel heeft verklaard is in ieder geval positief nieuws.

Stel dat al onze aanbevelingen uit 2021 worden uitgevoerd, is de arbeidsmarkt dan klaar voor de toekomst? Zeker niet!

We staan voor grote maatschappelijke opgaven: denk bijvoorbeeld aan de transitie naar verduurzaming, digitalisering en vergrijzing. Die brengen verschuivingen op de arbeidsmarkt teweeg. In sommige sectoren zullen banen verdwijnen of veranderen omdat werk wordt gedigitaliseerd of door technologische toepassingen wordt overgenomen. Sommige sectoren zullen geheel worden gemarginaliseerd. In andere sectoren zal de vraag naar arbeid juist explosief groeien. Zo zal de omslag naar een duurzaam energiesysteem banen kosten in de olie- en kolenwinning, maar tegelijkertijd zijn er veel technisch- en ICT-geschoolden op mbo- en hbo-niveau nodig om nieuwe energie-installaties te bouwen en te onderhouden, huizen aan te passen of te isoleren. Dat vraagt om- en bijscholing om mensen nieuwe vaardigheden aan te leren. Als we de grondstoffen- en energietransitie daadwerkelijk willen realiseren en de kansen willen grijpen die digitalisering ons biedt, dan hebben we een goed functionerende arbeidsmarkt nodig, zodat we vraag en aanbod beter op elkaar kunnen afstemmen.

Daarbij hebben we te maken met een context van ongekende arbeidsmarktkrapte die ons zeker de komende twintig jaar nog parten zal spelen. Krapte, waar u als ondernemers ongetwijfeld dagelijks mee te maken heeft. Vooral daarover wil ik het vanmiddag met u hebben, want die krapte legt haarfijn bloot hoe belangrijk de menselijke factor is voor onze toekomst. Als het ons niet lukt om de krapte fors te verminderen, gaat dat ten koste van onze brede welvaart. Dan lukt het ons niet de grote maatschappelijke opgaven tot een goed einde te brengen en vergroten we ook de ongelijkheid in de samenleving.

Met de krapte als kapstok zal ik ook andere belangrijke onderwerpen bespreken, zoals arbeidsmarktdienstverlening, een leven lang ontwikkelen en arbeidsmigratie.
De vergrijzing is een belangrijke oorzaak van de krapte en die blijft nog wel een tijdje bij ons. Er gaan de komende jaren veel mensen met pensioen. Dit leidt tot een hoge vervangingsvraag, vooral in de publieke sectoren omdat daar meer ouderen werken, terwijl daar ook een flink uitbreidingsvraagstuk ligt. Denk aan de zorg en defensie. Tegelijkertijd stagneert de groei van het arbeidsaanbod. Wat niet helpt is dat in Nederland de groei van de arbeidsproductiviteit is afgenomen (zoals overigens in veel Westerse landen) en er juist nu we een grote verduurzamingsslag te maken hebben behoefte is aan extra handen.

We zien de gevolgen van de krapte nu al. Sinds 2022 zijn er meer vacatures dan werklozen. Volgens de laatste cijfers staan tegenover elke 100 werklozen 122 vacatures. Ook al neemt de werkloosheid de laatste tijd licht toe, de arbeidsmarkt blijft heel krap. Over de hele linie hebben bedrijven moeite om aan personeel te komen. In het bijzonder geldt dat voor technisch en ict-geschoold personeel en voor zorg-, onderwijs-, en kinderopvangpersoneel. Het leidt tot lange wachttijden en wachtlijsten in de zorg, klassen die naar huis worden gestuurd, het schrappen van rechtszaken, hogere werkdruk en uiteindelijk, zoals ik eerder al zei, tot minder brede welvaart.

Het is dus belangrijk om iets aan de krapte te doen. Maar daarbij wil ik ook een waarschuwing geven. Beleid kan de krapte dempen, maar niet oplossen. Er zijn keuzes nodig en een langetermijnvisie op de economie en de samenleving. Wat vinden we belangrijk en wat niet? Als we niets doen, zijn er volgens een recent rapport van Denkwerk over 15 jaar 700.000 tot 800.000 extra mensen nodig in de zorg. Volgens onze eigen berekeningen zouden in 2040 een op de vier werkenden in zorg werkzaam moeten zijn. Dat is onhaalbaar, en naar ik verwacht voor velen ook onwenselijk. We zullen dus een langetermijnvisie moeten ontwikkelen en goed kijken naar onze publieke belangen en waar we in de toekomst ons geld mee willen verdienen. Volgens mij moet Nederland zich vooral richten op waar het goed in is: activiteiten met een hoge toegevoegde waarde die bijdragen aan onze brede welvaart, economisch, maatschappelijk en ecologisch.

In februari heeft de SER een advies uitgebracht over de personeelskrapte in de publieke sector. In dat advies beschrijven we drie oplossingsrichtingen om de krapte aan te pakken: we kunnen het arbeidsaanbod verhogen, meer doen met dezelfde mensen en zorgen voor een betere aansluiting van vraag en aanbod.

Laat ik beginnen met de eerste oplossingsrichting: verhogen van het arbeidsaanbod. Nederland heeft internationaal gezien al een hoge arbeidsparticipatie, maar er is ook onbenut arbeidspotentieel. Eind vorig jaar ging het om 1,2 miljoen mensen die nu nog niet werken of die meer uren willen werken. Hoe kunnen we die mobiliseren?

Ten eerste is extra inzet nodig om mensen die nu nog aan de kant staan aan werk te helpen. De krapte biedt kansen. Maar er is meer nodig. Dat begint met hen actief op te zoeken en hun vaardigheden in beeld te brengen en te ontsluiten, maar ook door meer middelen beschikbaar te stellen voor begeleiding en scholing. De huidige Participatiewet helpt mensen die langdurig in de bijstand zitten of een ernstige arbeidsbeperking hebben onvoldoende om aan het werk te komen. Daarnaast is er nog altijd sprake van discriminatie van mensen met een migratieachtergrond op de arbeidsmarkt en kunnen statushouders effectiever worden ondersteund. Dit is een onderwerp waar we ons bij de SER met programma’s als Diversiteit in bedrijf vol voor inzetten, en waar we de medewerking van u als ondernemers zeer bij nodig hebben.

Ten tweede kunnen we mensen stimuleren om meer uren te gaan werken. Nederland is zoals u weet kampioen deeltijdwerken. Het ministerie van SZW deed recent een behartenswaardige poging om iets aan die cultuur te doen. Ik kan de gedachte achter die campagne alleen maar ondersteunen. De vorm moet misschien anders...

We weten dat ruim een half miljoen mensen meer uren willen werken. Daar valt dus winst te behalen. Dat begint met een goed gesprek tussen u en uw werknemers: wat hebben zij nodig om die stap te maken en welke flexibiliteit kunt u bieden? Maar er is meer nodig. Zo moet (meer uren) werken lonender worden gemaakt. Daarom pleit de SER ook voor herziening van het fiscale en toeslagenstelsel en moeten mensen de zekerheid hebben dat ze er daadwerkelijk op vooruit gaan. Ook goede, beschikbare en betaalbare kinderopvang is heel belangrijk. Eén pedagogisch professional kan er voor zorgen dat zeven ouders aan het werk kunnen. Kinderopvang is bovendien niet alleen belangrijk als arbeidsmarktinstrument, maar ook om kansengelijkheid te bevorderen. Wil de kinderopvang bijdragen aan het verminderen van de krapte, dan heeft het aanpakken van de krapte in de kinderopvang zelf topprioriteit! Dat heeft het voor mij sowieso, vanwege het belang voor de ontwikkeling en het welzijn van kinderen en ouders. Kinderopvang moet altijd op orde zijn!

Behalve het goede gesprek, werken lonender maken en kinderopvang zijn ook andere maatregelen belangrijk. Zo is de SER bezig met een advies om de verlofregelingen te optimaliseren en hebben we geadviseerd om te komen tot sluitende dagarrangementen voor schoolgaande kinderen zodat ouders gemakkelijker meer uren kunnen gaan werken.

Een andere groep die kan bijdragen aan het verminderen van personeelstekorten wordt gevormd door ouderen. Er is een groeiende groep vitale gepensioneerden, die zich vaak nog nuttig wil maken. Het gesprek hierover tussen werkgever en mensen die tegen de pensioenleeftijd aanzitten wordt nog te weinig gevoerd. Dat geldt ook voor het op latere leeftijd om- en bijscholen of het in deeltijd blijven werken, zodat werken met mantelzorg of andere activiteiten gecombineerd kan worden. In de kern gaat het hier ook om hoe we naar ouderen in onze samenleving kijken. Nog te vaak lukt het mensen die de vijftig gepasseerd zijn en zonder werk zitten niet meer om aan de slag te komen, of durven ze vanuit een baan geen nieuwe uitdaging meer op te zoeken. Ouderen kunnen hier zelf iets aan doen door te blijven leren, en zich bereid te tonen nieuwe kennis en vaardigheden eigen te maken als dat nodig is. Maar er ligt vooral een opdracht voor de samenleving en ondernemers in het bijzonder, om oudere werknemers niet af te schrijven en in hen te blijven investeren. We hebben ze hard nodig, en dat laten we misschien te weinig blijken.

Tot slot denk ik dat gerichte arbeidsmigratie kan bijdragen om de krapte bij specifieke beroepen te verminderen. Dit is een belangrijk en gevoelig onderwerp, ook binnen de SER, maar wij willen aan het debat hierover graag een bijdrage leveren. Het kan helpen bij het verminderen van de tekorten aan middelbaar en hoger opgeleid technisch en ict-personeel en in de zorg. We moeten er bovendien op voorbereid zijn dat de arbeidsmigratie binnen Europa terug gaat lopen. We moeten nadenken over waar we de mensen vandaan willen halen, en daarbij verder kijken dan naar kennismigranten alleen. Zo heeft Duitsland recent een regeling voor de migratie van vakkrachten ingevoerd. Tegelijkertijd besef ik dat er ook serieuze zorgen zijn waar het gaat om huisvesting, fysieke leefomgeving en sociale cohesie.

De tweede oplossingsrichting om de krapte aan te pakken is het verhogen van de arbeidsproductiviteit. Nederland heeft een lage groei van de arbeidsproductiviteit. Groeide de Nederlandse arbeidsproductiviteit in de periode 1950–1975 structureel nog met zo’n vier procent per jaar, het jaarlijkse groeipercentage ligt na 2010 gemiddeld op slechts één procent.

De groei staat mede onder druk doordat arbeidsintensieve sectoren in Nederland relatief groot zijn en het in die sectoren moeilijker is om de productiviteit van werknemers te verhogen. Dat geldt ook voor de publieke sector. In de publieke sector is de groei van de arbeidsproductiviteit laag en in grote delen van de publieke sector was die in de afgelopen jaren zelfs negatief. Ook het stijgend aantal zzp’ers drukt de productiviteitsgroei. Buiten dat blijft de vertraging toch raadselachtig gezien de technologische vooruitgang, bijvoorbeeld op het gebied van digitalisering.

Omdat de krapte in de komende jaren alleen maar zal toenemen, is het verhogen van de arbeidsproductiviteit een publiek belang geworden. We zullen in de komende jaren fors moeten investeren in de groei van de productiviteit: dat betekent dat we als overheid, bedrijfsleven én publieke sectoren vol moeten inzetten op innovatie. Dan denk ik aan productinnovatie en (arbeidsbesparende) procesinnovatie, digitalisering en robotisering, maar ook aan sociale innovatie. Wij vinden dit een belangrijk onderwerp, dat vast en zeker een plek op onze werkagenda zal krijgen. Kortgeleden hebben we nog een advies uitgebracht over sociale innovatie gericht op alle bedrijven en arbeidsorganisaties in Nederland, en met specifieke aandacht voor het mkb.

Sociale innovatie omschrijft de SER als “vernieuwing van de arbeidsorganisatie en maximale benutting van competenties, gericht op verbetering van de bedrijfsprestaties en ontplooiing van talent”. We zien dat er nog veel kansen liggen voor bedrijven om hun prestaties met behulp van sociale innovatie te verbeteren, waarbij verbetering van bedrijfsprocessen en verhoging van de kwaliteit van werk hand in hand gaan. Technologische innovatie kan en moet veel meer worden verbonden met sociale innovatie, waardoor sprake is van slimmer werken. Binnen arbeidsorganisaties zijn daartoe veel mogelijkheden zoals werknemers die samen met de betrokken collega’s zelf roosters opstellen, meer mogelijkheden voor hybride werken, werken met zelforganiserende of zelfsturende teams en een coachende managementstijl. Medewerkers opereren daarbij als een van de stuwende krachten van en voor innovatie en krijgen daarvoor ook de professionele ruimte; dit vraagt veel wederzijds vertrouwen en mogelijkheden om maatwerk toe te passen.

Mkb’ers missen echter vaak de slagkracht om hiermee aan de gang te gaan, zeker als een hr-afdeling ontbreekt. We hebben daarom het kabinet geadviseerd om voor het mkb een subsidieregeling te ontwikkelen en een platform voor kennisdeling op te richten.

De derde oplossingsrichting is een betere aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. We hebben het dan over het stimuleren van een leven lang ontwikkelen (LLO) en een goede arbeidsmarktdienstverlening. De aanbevelingen uit ons middellange termijn advies op deze onderwerpen hebben tot nu toe minder aandacht gekregen hoewel ze voor de arbeidsmarkt van vitaal belang zijn, zeker gezien de grote transities en de verschuivingen op de arbeidsmarkt die daarmee gepaard gaan.

Een stevige LLO-infrastructuur is nodig om de wendbaarheid van onze beroepsbevolking en economie te vergroten, de grote transities succesvol door te komen en om overgangen op de arbeidsmarkt te versoepelen. Werkgevers en werknemers hebben zelf een belangrijke verantwoordelijkheid bij het stimuleren van leren en ontwikkelen, maar de regering is aan zet om de juiste randvoorwaarden te scheppen. De huidige LLO-infrastructuur kenmerkt zich door onduidelijk belegde verantwoordelijkheden, voornamelijk tijdelijke financiering en versnipperde dienstverlening.

Er is een LLO-infrastructuur nodig waarin het erkende mbo-, hbo- en universitaire onderwijs een veel steviger rol heeft, niet alleen voor jongeren, maar ook voor werkenden en werkzoekenden. Eerder heeft de SER al geadviseerd te werken met een trekkingsrecht om opleidingen ook in deelcertificaten te behalen en inzichtelijk te maken welke bekostigde opleidingsmogelijkheden er zijn. Ook het stimuleren van individuele ontwikkelrekeningen helpt mensen eigen regie op hun loopbaan te nemen.

Daarnaast is toegankelijke ondersteuning een belangrijk onderdeel van de LLO-infrastructuur. Advies en begeleiding moeten maatwerk zijn. En, waar we al lang voor pleiten, scholing moet ook mogelijk zijn met behoud van uitkering om mensen de kans te geven een serieuze loopbaanstap te maken en ze niet zo snel mogelijk weer naar een tijdelijke baan te geleiden.
Een belangrijke succesfactor is maatwerk: persoonlijk contact en aansluiting bij de praktijk van ondernemingen en werkenden. Mocht u in Groningen komen, brengt u dan zeker eens een bezoek aan het Talentperron dat men daar in het Gemeentekantoor heeft ingericht. Een prachtig voorbeeld van persoonlijke begeleiding van mensen die een loopbaanvraag hebben.

Het werken met skills, om een goed Nederlands woord te gebruiken, krijgt steeds meer aandacht in plaats van opleidingen en vorige banen en dat is toe te juichen. Het aanleren, onderhouden en kunnen benoemen van vaardigheden helpt ons vraag en aanbod te verbinden, want in een snel veranderende wereld zijn vaardigheden bestendiger dan diploma’s en banen. Spreken in termen van skills in plaats van diploma’s maakt ook duidelijk dat we ook na het afronden van een opleiding blijven leren: vaardigheden blijf je je hele leven verzamelen. Je leert ze naast en na het afronden van een opleiding, ook op de werkvloer.
Het is niet zo dat er niets gebeurt op LLO-gebied, maar de komst van regionale werkcentra waarmee de dienstverlening voor LLO versterkt kan worden is behoorlijk vertraagd, en de afschaffing van het STAP-budget illustreert de inconsistentie in het LLO-beleid. Hier zijn dus nog belangrijke stappen te maken! De vraag is niet of we hier een extra stap moeten doen, maar hoe. Er is vaart geboden!

Naast deze drie oplossingsrichtingen wil ik aandacht vragen voor de rol van het overheidsbeleid. Want dat beleid doet ertoe! Een goed vestigingsklimaat begint bij de juiste basiscondities: een stabiel, voorspelbaar en betrouwbaar overheidsbeleid. Keuzes van de overheid en fluctuaties in de overheidsfinanciering hebben invloed op de spanning op de arbeidsmarkt. Kijk bijvoorbeeld naar de asielcrisis: De overheid heeft de IND en COA afgeschaald toen de asielmigratie laag was. Nu de migratie weer is opgelopen, zijn IND en COA niet in staat om dit goed op te vangen. Ander voorbeeld: dat de politiek nu een greep wil doen uit het Nationaal Groeifonds om daarmee de verhoging van de benzineaccijns af te wentelen, getuigt niet van betrouwbaarheid en legt de prioriteit bij kortetermijnbeleid in plaats van langetermijnbeleid. De Raad voor de Toekomst, die wij vanuit de SER ondersteunen, wees er onlangs op dat dit ten koste gaat van onze jongeren en toekomstige generaties, en terecht.

Ook van belang is wet- en regeldruk. Bij het maken van nieuwe regels houdt de overheid veel te weinig rekening met de gevolgen voor ondernemers. Het Adviescollege “toetsing regeldruk” concludeert dat in 2022 de administratieve belasting voor met name ondernemers weer is toegenomen. De extra kosten worden geschat op ruim 190 miljoen euro per jaar. Daar is ook veel menskracht mee gemoeid! Ook in de publieke sector is dat een groot probleem. Zo wordt in de langdurige zorg gemiddeld bijna 35 procent van de werktijd besteed aan administratie. Dat ligt ver boven wat zij zelf acceptabel vinden. We weten dit al zolang, hier is omdenken en doen nodig zodat de uitvoeringskracht echt versterkt wordt.

Tot slot is het van belang om de uitvoerbaarheid van beleid zwaarder mee te nemen in besluitvorming en te streven naar een beter samenspel tussen beleid en uitvoering. Onderdeel hiervan is een veel steviger en zwaarwegender uitvoeringstoets, met expliciet aandacht voor de arbeidsmarkteffecten. Als SER zullen wij hier in onze advisering ook steeds aandacht voor hebben.

Onlangs was ik op werkbezoek bij een installatiebedrijf in de Alblasserwaard en sprak ik uitvoerig met de eigenaresse. In mijn gesprek met haar kwam veel van wat ik vandaag aan de orde heb willen stellen samen. De installatiebranche is een dynamische branche, waarin de veranderingen en innovaties elkaar snel opvolgen. De energiecisis na de Oekraïne-inval heeft ervoor gezorgd dat de vraag naar warmtepompen explosief is gestegen. Maar hoe verwerk je die grote vraag, als je te maken hebt met arbeidsmarktkrapte? Technologische ontwikkelingen bieden kansen. Zo kun je als installatiemonteur op afstand, nog voordat de bewoner het doorheeft, zien dat er iets mankeert aan de vloerverwarming. En dat kun je dan vaak al op afstand oplossen. Deze technische innovaties maken het werk voor jonge mensen aantrekkelijker en hebben er tegelijk voor gezorgd dat een onderhoudsmonteur nog maar één keer per twee jaar hoeft langs te komen in plaats van elk jaar. Het bedrijf had ook goede ervaringen met de omscholing van oudere medewerkers. “Het enige wat je nodig hebt is een enthousiaste jongere medewerker, die de oudere collega meeneemt in de verandering”, aldus de directeur. De verwachting naar de toekomst is een enorme toename van de vraag naar warmtepompen en snelle veranderingen in de techniek. Wat het bedrijf dan nodig heeft? “Ik hoop op stabiliteit in beleid en ook expertise op ons onderwerp bij beleidsmakers en in de Tweede Kamer, zodat wet- en regelgeving uitvoerbaar is voor alle spelers in deze branche.”

Ik benadruk het nogmaals: de arbeidsmarkt, de menselijke factor, is de sleutel om de grote transities waar we als samenleving mee te maken hebben, de vergaande digitalisering, de energie- en de grondstoffentransitie, het hoofd te bieden. Het lijkt soms alsof in de politiek niet gezien wordt hoe belangrijk een goed functionerende arbeidsmarkt is voor het welslagen van de grote transities waar we in zitten: je kúnt niet over verduurzaming en digitalisering spreken zonder het over de arbeidsmarkt te hebben. Opvallend is dat in de verkiezingsprogramma’s van politieke partijen de krapte op de arbeidsmarkt weinig aandacht heeft gekregen. Het wordt blijkbaar niet als prioriteit gezien. Ik wil kabinet en politiek oproepen om dit wel tot topprioriteit te maken. Dat is nodig, willen we de grote maatschappelijke opgaven in ons land kunnen realiseren. Sterker nog, anders komt er weinig terecht van alle beloften die ons de komende weken om de oren vliegen.