Speech Mariëtte Hamer bij het 25 jarig bestaan van de Stichting Leergeld
Speech van SER-voorzitter Mariëtte Hamer bij de Stichting Leergeld op 20 november 2021.
20 november 2021
Het gesproken woord geldt.
Hartelijk dank voor de uitnodiging om een bijdrage te leveren aan het jubileum van Leergeld. Ik doe dat natuurlijk graag. We hebben vanuit de SER regelmatig contact met landelijk Leergeld en soms ook met lokale Leergeld mensen. Voor ons zijn jullie altijd een rijke bron van informatie over de leefwereld van kinderen en het huishouden waarin zij opgroeien. En jullie stellen structurele knelpunten aan de kaak. Daar wordt naar geluisterd, ook door de SER.
Het is schrijnend als kinderen, door geldproblemen in het gezin, niet volwaardig kunnen meedoen en hun talenten niet voldoende kunnen ontwikkelen. Jullie komen achter de voordeur om kinderen uit gezinnen met een laag besteedbaar inkomen te helpen.
Het maatwerk dat jullie bieden, zowel materieel als financieel, wordt vaak gemist bij gemeenten. Ik vind het indrukwekkend dat Leergeld zich in 25 jaar heeft ontwikkeld van een lokale stichting in Tilburg, naar een landelijk netwerk van meer dan 100 zelfstandige Leergeld stichtingen. Alleen al in de laatste 10 jaar is dat aantal verdubbeld. En wat een hoop mensen zetten zich hiervoor als vrijwilliger en bestuurder in, waarvan ik er hier in de zaal veel zie.
En niet te vergeten: het netwerk van donateurs. Leergeld is er in de afgelopen jaren in geslaagd om steeds meer huishoudens en kinderen te helpen. Voor mij is duidelijk dat jullie pragmatische aanpak werkt en meerwaarde heeft. Van harte gefeliciteerd met jullie 25-jarig bestaan, en met jullie mooie resultaten.
Kansenongelijkheid voor kinderen en jongeren
Graag licht ik vandaag toe wat de SER doet op het brede thema kansen(on)gelijkheid voor kinderen en jongeren. Daarvoor zal ik ingaan op een paar actuele adviezen: “Kansengelijkheid in het onderwijs”, “Kansrijke start voor alle kinderen” over de kinderopvang, “Kansen en belemmeringen van jongeren”, van het SER-Jongerenplatform en tot slot: “Werken zonder armoede” over mensen die werken en toch niet rond komen.
Het ontstaan van ongelijke kansen heeft te maken met de omstandigheden waarin onze kinderen worden geboren en opgroeien. Maar óók met de inrichting van ons onderwijs, de arbeidsmarkt en onze samenleving. In het SER-advies over gelijke kansen in het onderwijs laten we zien welke oorzaken en gevolgen van kansenongelijkheid er zijn in een mensenleven. Die leiden tot verschillen tussen kinderen. Die verschillen zijn er al tijdens de zwangerschap, vanaf de geboorte, vóórdat kinderen naar school gaan, tijdens hun schooljaren en vervolgopleiding, en wanneer jongeren gaan werken. Er ontstaat zo een stapeling van belemmeringen en risico’s waardoor ongelijkheid in kansen toeneemt.
In het advies laten we zien dat het, helaas, nog steeds uitmaakt wie je bent en waar je vandaan komt, voor de kansen die je in het leven krijgt. En de coronacrisis vergroot deze bestaande kansenongelijkheid nog.
Onderwijs als ‘great equalizer’
De SER vindt dat het onderwijs een belangrijke rol heeft om hierop in te grijpen. Maar het onderwijs pakt nu niet de rol van ‘great equalizer’. De school zou een veel centraler plek kunnen hebben in het verminderen van ongelijkheid. Er moet een netwerk komen dat kinderen opvangt, ook voor en na school. Waar een rustige plek is waar kinderen huiswerk kunnen maken, als dat thuis niet lukt. Waar tussen de middag een maaltijd is, en sport en ontwikkeling ná school. Zo kun je ook aansluiten op alle initiatieven die er al zijn in het kader van gezondheidspreventie. De scholen kunnen hierop nog meer samenwerken met opvangorganisaties, sport en welzijn in de wijk. Specifiek voor het onderwijs hebben we een pakket van aanbevelingen geformuleerd om kansengelijkheid te bevorderen. Ik noem er een paar van.
Een hogere kwaliteit van het basis- en voortgezet onderwijs is cruciaal. Wij vinden dat er moet worden geïnvesteerd in ontwikkeling en kwaliteit van leraren en schoolleiders.
Pak het lerarentekort aan door betere randvoorwaarden, zoals kleinere klassen, meer salaris, minder werkdruk, en meer tijd. Heel belangrijk is in ons advies: stel het selectiemoment voor basis- en voortgezet onderwijs uit, voor kinderen die dat nodig hebben. Combineer een brede brugklas met voldoende differentiatiemogelijkheden tussen leerlingen. En bevorder diversiteit en inclusie in de klas, met passende ondersteuning en een breed aanbod van ontwikkelmogelijkheden voor alle leerlingen. Wij verwachten dat het nieuwe kabinet daar actie op onderneemt.
Investeren in de ontwikkeling van kinderen en jongeren
Ik stap door naar ons advies over Kindvoorzieningen. Als je kansenongelijkheid tussen kinderen wil tegengaan, moet je van jongs af aan investeren in hun ontwikkeling.
Kinderopvang is niet alleen een belangrijk arbeidsmarktinstrument maar draagt ook aantoonbaar bij aan de ontwikkeling van kinderen, het verminderen van achterstanden en bevorderen van kansengelijkheid. Hiervoor moeten deze kindvoorzieningen van goede kwaliteit zijn, ze moeten toegankelijk zijn voor alle kinderen en bovendien betaalbaar voor alle ouders zijn. We hebben het kabinet dit jaar nogmaals dringend geadviseerd: zorg voor een betaalbaar aanbod voor alle kinderen, een aantrekkelijke BSO, en een eenvoudige financiering. Hiermee voorkomen we trouwens ook toekomstige toeslagenaffaires.
Ik ga door met de situatie van jongeren. Ook daar zie ik een stapeling van grote en urgente problemen. Twee jaar geleden heeft het SER-Jongerenplatform daarover een rapport met een noodsignaal gepubliceerd. Jongeren leefden toen al een uitgesteld leven, moeten zich diep in de schulden steken door het leenstelsel, zitten veel meer dan anderen in flexbanen en kunnen geen betaalbare woning vinden. Hun situatie is er door corona - zacht gezegd - niet beter op geworden. Deze zomer publiceerde het SER-Jongerenplatform een advies dat oproept om het leenstelsel te herzien. Daar moet een nieuw kabinet heel snel mee aan de slag. En binnenkort verschijnt een nieuw noodsignaal van de jongeren. Er is de afgelopen jaren te weinig gebeurd om hun situatie te verbeteren. Ik zie de kloof tussen generaties steeds groter worden. Jongeren moeten echt een veel grotere stem in het beleid krijgen, het raakt hun toekomst.
Armoede en kansenongelijkheid
Als laatste onderdeel van mijn bijdrage ga ik in op onze rapporten over armoede, want armoede en financiële problemen in een huishouden hebben grote impact op het leven van kinderen en kunnen leiden tot kansenongelijkheid. Door langdurige armoede kunnen er littekeneffecten ontstaan. Dat betekent dat volwassenen nog steeds nadelige gevolgen kunnen ondervinden van armoede in hun kindertijd. In het advies “Opgroeien zonder armoede” hebben we een uitvoerige analyse gemaakt van de oorzaken en gevolgen van armoede.
Toen we het rapport in 2017 schreven, leefde 1 op de 9 kinderen in armoede. Dat is gemiddeld 2 per klas. In sommige steden en regio’s is het aanzienlijk meer. De afgelopen jaren is dit getal iets afgenomen maar het aantal kinderen dat leeft in armoede blijft hoog.
Het is toch ontoelaatbaar dat er in ons land nog kinderen in armoede opgroeien. We weten nog niet precies hoe corona hierop uitwerkt, maar ik voorzie wel een stijging. Er zijn zzp’ers die het niet meer redden. Vele werkenden verloren een deel van hun werk en inkomen door de lockdown. Niet iedereen heeft de buffers om dat op te vangen.
Ik zie niettemin goede ontwikkelingen in vervolg op dit SER-advies. Er wordt steeds meer en in de volle breedte gewerkt aan het bestrijden van armoede onder kinderen. Het is bijvoorbeeld mooi dat de fondsen intensief zijn gaan samenwerken. Naar aanleiding van ons advies heeft het kabinet een reductiedoelstelling geformuleerd. En daarover wordt nu regelmatig verantwoording aan de Kamer afgelegd. Het onderwerp blijft dus steeds op de politieke agenda.
Op die agenda hoort ook onze recente SER-verkenning “Werken zonder armoede”. In het advies over kinderarmoede viel op dat een groot deel, werkende ouders heeft. Dat zijn 220.000 werkende armen volgens het SCP in 2017. In hun huishoudens groeien ook veel kinderen op. De armoede van kinderen is natuurlijk ook de armoede van hun ouders. We hebben verder uitgezocht wie de werkende armen zijn en waar ze tegenaan lopen. Het betreft vooral werknemers met tijdelijke en onregelmatige banen en weinig uren. Maar er is ook een groep arme zzp’ers, met een laag inkomen door onregelmatige opdrachten of lage tarieven. En er is een groep mensen die werk en uitkering afwisselen en in geldproblemen raken, doordat het verrekenen van inkomsten vaak fout gaat. Het aantal werkende armen daalt bij hoogconjunctuur maar blijft in absolute aantallen steeds hoog. Een bestendige groep lijkt vast te zitten in armoede.
Inkomen, werk en dienstverlening
De schoen wringt bij de vele regels rond het inkomen, de aard van arbeidsrelaties en het functioneren van instituties. In de verkenning staan aanbevelingen op de gebieden inkomen, werk en dienstverlening en die gericht zijn op zowel het rijk als gemeenten, werkgevers- en werknemersorganisaties. Ik loop ze kort langs. Het belangrijkste punt is dat werkenden een voldoende en stabiel inkomen uit hun werk kunnen halen. Daarvoor moet werken lonender worden, waardoor werkenden meer overhouden van het loon. Ook moet de bestaande inkomensondersteuning, zoals toeslagen en dergelijke, sterk worden versimpeld. En ook moet het minimumloon omhoog.
Mensen kunnen door meer uren te werken uit armoede komen. Dus moeten we het vergroten van banen bevorderen. Er zijn nu kansen want er is volop werk. Maar we moeten dit goed faciliteren, denk daarbij aan voldoende kinderopvang, aanpassen van werktijden, of slim combineren van taken en banen. Hier spelen werkgevers een belangrijke rol.
Verder vindt de SER dat de dienstverlening voor werkenden met financiële problemen beter kan. Veel arme werkenden maken namelijk geen gebruik van regelingen. Want de regelingen zijn erg ingewikkeld en je moet weten dat je ergens voor in aanmerking komt. Dat is een onnodige bron van armoede.
Betere samenwerking tussen gemeenten en werkgevers, en inzet van Leergeld en andere fondsen, kunnen helpen om meer mensen gebruik te laten maken van de regelingen.
Tot slot moeten we echt zorgen voor betere advisering. Er is al veel digitale dienstverlening maar dat is niet voldoende. Het ontbreekt aan betrouwbaar en persoonlijk advies voor mensen met geldzorgen. We moeten mensen helpen met hun keuzes, bijvoorbeeld door meer gebruik te maken van ervaringsdeskundigen. Zo maak je beter beleid en weet je of de uitvoering effectief is.
Doorbreek de spiraal
Armoede, kansenongelijkheid en werkloosheid zijn in zekere zin ‘overerfbaar’, ook in een welvarend land als Nederland. Wie in armoede opgroeit en leeft, heeft vaker een slechtere gezondheid, zelfs een korter leven en loopt meer risico op laagbetaald, onzeker werk en laaggeletterdheid. We moeten zorgen dat we die spiraal doorbreken. Dat kan als we echt contact maken: de netwerken van de mensen die aan de goede kant van de streep staan, óók benutten voor de mensen aan de andere kant. Daarom is Leergeld zo’n goed initiatief, want dat is de essentie van hun werk. En daarom ben ik ontzettend blij dat we hier vandaag samen staan, om samen bij te dragen aan die betere en inclusieve samenleving.