Maak vaart met brede welvaart!
Lezing Kim Putters tijdens Week van de Brede Welvaart in Tilburg op 6 november 2023
Het gesproken woord geldt.
1. Denken en handelen op basis van brede welvaart: een volgende stap!
Geachte aanwezigen, ik begin met een citaat:
“Een alternatief voor het bbp is hard nodig. Daarom heeft Nederland de Monitor Brede Welvaart ontwikkeld. (…) Het succes van een ruime graadmeter voor welvaart valt of staat niet bij de meetbaarheid van indicatoren, maar bij de kwaliteit van de doelen die daaraan worden gesteld."
Dit schrijft Hannah Prins, voorvrouw van Extinction Rebellion, in haar recent verschenen boek Je bent Jong en je wil wat toekomst. Het laat zien dat de discussie over brede welvaart en het zetten van een volgende stap - naar handelen vanuit het concept van brede welvaart - actueel is.
Dames en heren, het is mij een grote eer en genoegen dat ik mag spreken tijdens deze feestelijke aftrap van de Week van de Brede Welvaart. Ik stel het zeer op prijs dat ik dit mag doen aan - ook - mijn universiteit te Tilburg, en dat in Midden Brabant.
1.1 Brede welvaart dichtbij: de Regio Deal Midden-Brabant
Midden Brabant scoort gemiddeld op brede welvaart. Midden Brabant heeft brede welvaart omarmd en maakt er in de praktijk ook werk van. Daartoe werd afgelopen woensdag, 1 november, in Den Haag het convenant voor de Regio Deal Midden-Brabant ondertekend tussen het Rijk en zeven partners in Midden Brabant, waaronder gemeenten, provincie en onderwijsinstellingen. Het is het officiële startpunt van een deal van ca. €30 mln, waarvan €12.5 mln rijksbijdrage. Met de Regio Deal helpt het Rijk Midden-Brabant om de kwaliteit van leven, wonen en werken van haar inwoners en ondernemers te versterken op opgaven als gezondheid, leefbaarheid en duurzaamheid. Deze Regio Deal moet met concrete projecten behulpzaam zijn om zowel digitale innovatie als talent beter in te zetten voor versnelling van de aanpak van brede welvaartopgaven, en om de impact duurzaam te verankeren via ondernemerschap. En wat moet dit alles opleveren?
- meer gezonde burgers in beter leefbare woonwijken;
- een economie zonder afval, lagere emissies, resulterend in een betere leefomgeving;
- een krachtig ecosysteem voor innovatie en ondernemerschap dat deze opgaven versnelt.
1.2 Waarom een lezing over brede welvaart?
Geachte aanwezigen, ik ben zeer verheugd dat Midden Brabant actief bezig is met initiatieven om concreet werk te maken van brede welvaart. Brede welvaart is immers een nu bijna overal gebruikt begrip, internationaal, nationaal, op het decentrale niveau, en ook in de wetenschap en bij de activisten van Extinction Rebellion.
Het brede welvaartsperspectief is sinds 2016 bezig aan een snelle opmars in de wereld van politiek en beleid. Een tijdelijke Tweede Kamercommissie onder leiding van Rik Grashoff presenteerde toen een rapport over het belang van het brede welvaartsbegrip. Dat vormde de aanzet tot de monitor Brede Welvaart, die sinds 2018 jaarlijks door het CBS wordt uitgebracht en is gekoppeld aan de duurzame ontwikkelingsdoelen of de zogenaamde SDG’s (sustainable development goals). Kort daarop volgden voorzichtige initiatieven om brede welvaart beter te verankeren in de beleids- en begrotingscyclus. Zo helpen de nationale planbureaus (CBP, PBL en SCP) het inmiddels demissionaire kabinet met de ontwikkeling van een systematiek om brede welvaart een vaste plek te geven in de begrotingscyclus. Een eerste proeve daarvan viel te lezen in de Miljoenennota 2024 onder de kop “begroten voor brede welvaart”. Ook de Raad van State en de SER hebben het uitvoerig over brede welvaart. Ik kom hierop terug. En we zien het nu ook in de verkiezingsprogramma’s van politieke partijen.
Werkgevers en werknemers, VNO-NCW en MKB Nederland voorop, volgden met aansprekende visies op ondernemen voor brede welvaart, en ook kennisinstituten, onderwijsinstellingen, maatschappelijke organisaties, bedrijven en mensen die actievoeren voor goede doelen (zoals XR) zetten zich in voor brede welvaart of plaatsen hun werk in het perspectief van brede welvaart. Inmiddels haken ook gemeenten en provincies aan. De recente provinciale bestuursakkoorden zetten stevig in op het vertalen van brede welvaart naar de regionale werkvloer. Rijk en regio gaan zo meer en meer een taal delen die hun in staat stelt de onderlinge beleidsinspanning te verbinden. Zie ook het nog zeer recente Bestuursakkoord 2023 – 2027 voor Noord-Brabant: SAMEN MAKEN WE BRABANT! van 1 september 2023. Daarin is onder meer afgesproken dat:
- "wij het als onze rol zien om het begrip 'brede welvaart' samen met onze Brabantse kennispartners en andere partijen betekenis te geven. We willen samen met hen kennis ontwikkelen en uitwisselen op het gebied van regionaal beleid en brede welvaart.
- "we rapporteren over brede welvaart aan onze Staten via de sturings- en verantwoordingscyclus."
Geachte aanwezigen, er is dus veel beweging merkbaar: het is dus zeer druk aan en op het front van brede welvaart. Nagenoeg iedereen lijkt ineens het begrip te hanteren, een echte hype, en dat oogt allemaal positief. Tegelijkertijd is het risico zeer groot dat het ook een containerbegrip wordt, dat goed staat in het jargon, terwijl we ook zien dat er een verschillende inhoud en uitleg aan wordt gegeven. En daarnaast is er ook grote zorg om de vrijblijvendheid van het pleidooi te streven naar brede welvaart. Brede welvaart dreigt in politiek-bestuurlijke zin een feel good begrip te worden, met voor elk wat wils; een ‘duizenddingendoekje’ waar iedereen mee uit de voeten kan: wie kan tegen brede welvaart zijn? Maar daardoor kan het zijn werkzaamheid snel verliezen. Dat zou jammer zijn.
Floor Rusman beschrijft in een recente column in het NRC treffend hoe ieder partijprogramma een eigen subjectieve definitie hanteert en invulling geeft aan het begrip brede welvaart. Zij waarschuwt “wat dit betreft lijkt brede welvaart op bestaanszekerheid: men suggereert eensgezindheid, maar blijft in de praktijk de eigen stokpaardjes berijden. Dat is zonde. ‘Brede welvaart’ wordt zo een nieuwe manier om langs elkaar heen te praten, in plaats van een hulpmiddel voor een goed gesprek.”
Geachte aanwezigen, ik acht het zeer nodig om het begrip concreet te maken. Wat verstaan we onder brede welvaart en hoe kunnen we hiermee zinvol en effectief omgaan? We zijn dringend toe aan een volgende stap, the next step van mooie woorden naar concrete daden, ook in het beleid en in de wetenschap, weg van de vrijblijvendheid. Ik realiseer me dat dit alles work in progress is, stapje bij beetje komen we verder. Volgens mij vormen deze bijeenkomst en de Week van de Brede Welvaart een uitstekend moment voor (zoals het in de uitnodiging staat): het zetten van de volgende stap naar (be)sturen op brede welvaart, waarbij we samen werken aan brede welvaart.
Met mijn lezing wil ik stof en munitie bieden voor gedachtewisseling en reflectie, ook voor de deelsessies. ¬En graag geef ik daarbij ook een paar boodschappen die het debat verder kunnen brengen. Voorafgaand aan die boodschappen schets ik eerst de achtergrond, de maatschappelijke context die het nodig, zelfs broodnodig maakt dat we in de gehele samenleving, in het beleid en ook in het onderwijs, gaan denken en handelen op basis van brede welvaart. Daarna noem ik enkele opgaven voor dit denken en handelen, wat de basis biedt voor de aangekondigde boodschappen.
1.3 Achtergrond en noodzaak van denken en handelen op basis van brede welvaart
Onze wereld van vandaag en morgen laat zich kenmerken door tal van trends en ontwikkelingen, transities. Er zijn enorme uitdagingen op het gebied van het klimaat, biodiversiteit, de energietransitie, digitalisering, vergrijzing en migratie, toename van sociale ongelijkheid, onbehagen en polarisatie, politieke versnippering en de afstand tussen politiek en samenleving, gebrek aan uitvoeringskracht en te grote complexiteit van regels. Het komt over als een reeks van crises die Nederland dreigt te verlammen. Er is een langetermijnperspectief nodig. Dit kan niet alleen door de overheid worden opgepakt, maar ook niet alleen door de markt. Dit vraagt om betere samenwerking tussen het Rijk, de provincies en de gemeenten, bedrijven en groepen mensen die zich gezamenlijk inzetten, op basis van een volwassen - en daarmee bedoel ik gelijkwaardig - overleg.
Die trends en ontwikkelingen stellen ons voor fundamentele en haast existentiële vragen: hoe willen/moeten we samenleven? In welk land willen we leven, werken, ondernemen? Wat betekenen onze keuzes voor mens en natuur elders in de wereld? Wat geven we mee en door aan de komende generaties hier en elders? Hoe richten we een duurzame economie in, passend bij de ecologische grenzen? Hoe moet het sociaal fundament eruit zien? Hoe zorgen we ervoor dat mensen voldoende bestaansperspectief hebben? Hoe zorgen we ervoor dat mensen willen en kunnen meebewegen met de benodigde veranderingen?
Hoewel de toekomst onzeker en in hoge mate onvoorspelbaar is zie ik brede welvaart als middel om vanuit goed voorouderschap een koers uit te zetten.
2. Drie opgaven voor het denken en handelen op basis van brede welvaart
Daarbij zie ik drie centrale opgaven voor wetenschap, beleid en praktijk:
- een conceptuele opgave;
- een inhoudelijke/empirische opgave;
- een institutionele opgave.
2.1 Een conceptuele opgave: de conceptuele next step in het brede welvaartsdebat
Binnen de SER definiëren we brede welvaart al langer als profit, people en planet, hier en nu, maar ook later en elders. Als Universiteitshoogleraar Brede Welvaart aan de Tilburg University verdiep ik met mijn collega’s hoe welvaart naast de financieel-economische dimensie, ook een sociaal-maatschappelijke en ecologische dimensie verbindt. Wat de uitruilen ertussen zijn. Economische groei of toename van het bruto binnenlands product betekent niet automatisch dat iedereen ook beter af is en gezonder wordt, en ook niet dat de kwaliteit van de leefomgeving of de sociale cohesie in de stad verbeteren. Of dat de beleidsinspanningen hier en nú niet ten koste gaan van de mogelijkheden voor generaties later of elders. Juist de nadruk op samenhang tussen de economische, sociale en ecologische dimensies én de focus op de lange termijn maakt het breed welvaartsdenken van toegevoegde waarde.
Brede welvaart biedt daarmee een onmisbaar conceptueel denkkader voor toekomstbestendig beleid. Het dwingt beleidsmakers en bestuurders om breed te kijken, over de sectorale en departementale schotten heen, zowel wanneer het gaat om de beoogde effecten als om de daartoe in te zetten middelen.
Brede welvaart zien we daarnaast als doe-methode, om gepast en met gezag om te gaan met dilemma’s, uitruilen en verdelingsvraagstukken. Het is een methode om de synergie en afruil tussen de verschillende dimensies van welvaart inzichtelijk te maken zodat scherpe keuzes gemaakt kunnen worden; en daarbij wordt ook duidelijk voor wie die keuzes pijnlijk kunnen zijn en hoe we omgaan met het principe van leaving no one behind.
Vanuit goed voorouderschap zal dit moeten leiden tot keuzes voor bestaanszekerheid, onze leefomgeving, duurzame ontwikkeling en ons verdienvermogen die lastig maar ook rechtvaardig zijn. Daarbij geldt: niet alles kan, en zeker niet tegelijk, maar we zullen lusten en lasten moeten delen.
Om met deze vrij fundamentele kwesties om te gaan hebben we volgens mij ook conceptueel een volgende stap nodig, die ook door economen als Herman Vollebergh (Tilburg en PBL) wordt onderstreept. Hij deelt de kritiek van o.a. Bas Jacobs dat veel aandacht uitgaat naar het vinden en ontwikkelen van indicatoren die de stand van de welvaart in 1 indicator of getal proberen uit te drukken, waarbij de verbinding met schaarste en het verdelen van schaarste te weinig gemaakt wordt. Ook vanuit het formele welvaartsbegrip (welvaartstheorie), zo stelt Vollebergh, ligt een ruimere en meer flexibele opvatting van welvaart voor de hand dan bij benaderingen die alleen kijken naar individuele voorkeuren of afgeleiden daarvan. Volgens hem is het cruciaal om in het kader van brede welvaart concrete doelen en subdoelen van economische, sociale en ecologische politiek op te stellen, en is het noodzakelijk dat de politiek dat bewust en onderbouwd doet. Daarbij moet zowel het collectieve niveau van de samenleving en economie, als het individuele niveau van preferenties van individuen worden meegewogen.
Doelen van de overheid (zoals economische groei, inflatiereductie, werkgelegenheid en rechtvaardige inkomensverdeling) moeten in deze lijn van - economisch – redeneren worden opgevat als tussendoelen voor burgers/individuen. Ze zijn als het ware voorwaardenscheppend voor welzijn, gezondheid, participatie of geluk en vertrouwen. Steeds meer worden daaraan nu leefomgevingsdoelen en sociale doelen op het terrein van armoedebestrijding, onderwijs of gezondheidszorg toegevoegd.
De volgende stap is dan dat we aan de brede welvaartsdoelen ook streefcijfers koppelen. Streefwaarden geven richting aan beleid, ze gaan veelal over de concrete beleidsopgaven die bijvoorbeeld een regering, stad of provincie stelt. De doelen kunnen zo gevolgd en gewogen worden, ook om vast te stellen of beleid als gewenst uitpakt. Het is te prijzen dat de planbureaus zeer forse stappen zetten in niet alleen het kunnen volgen van de brede welvaartsindicatoren, maar ook wat het formuleren van beleidsopgaven en daarop sturen voor de effecten van beleid betekenen. Dat kan ons echt verder brengen. Het gevoelige – maar voor brede welvaart cruciale – aspect is de hiërarchie in doelen en streefwaarden, oftewel wat is belangrijker?
Ik citeer hier nogmaals naar Vollebergh:`Dat geldt bijvoorbeeld als klimaatverandering mogelijk het voortbestaan van de aarde, en daarmee het bnp als zodanig, in de weg zou staan. Hierbij is de nodige voorzichtigheid geboden, zodat met name de niet of moeilijk in geld waardeerbare baten niet het onderspit zullen delven’. Dit is dus precies waar bijvoorbeeld XR met hun demonstraties op wijst. Zij zien deze hiërarchie in absolute zin. Hier is politieke doelbepaling cruciaal, maar ook inzicht in hoe die doelen zich onderling tot elkaar verhouden.
Geachte aanwezigen, dit alles leidt volgens mij tot een paar conceptuele vraagstukken waarbij we meer dan economische wetenschap nodig hebben om een stap verder te komen. Ik benoem er drie:
- de verhouding tussen individualistisch perspectief op voorkeuren en doelen als het gaat om welvaart en meer collectieve doeleinden voor de samenleving en de economie. Hoe formuleer je dergelijke doeleinden op een doordachte wijze die rekening houdt met zowel economische, ecologische als sociale aspecten? Hier zijn bij uitstek inzichten beschikbaar uit meerdere disciplines van de economie tot de sociologie (gedrag; relaties; cohesie) en de politicologie (macht en invloed; vertrouwen).
- voor sturing op brede welvaart moeten we collectieve doelen formuleren en daaraan streefwaarden koppelen, zodat we afrekenbare beleidsopgaven hebben die gevolgd kunnen worden. Het gaat hierbij ook steeds om gedrag van organisaties, bedrijven, burgers, overheden. Dat is een interdisciplinair vraagstuk.
- wat betekent schaarste als verdelingsvraagstuk hierbij? Dan moeten we in alle scherpte doelen stellen. Niet alles kan. Tegelijkertijd: als we niet alleen redeneren vanuit de overheid, maar ook het bedrijfsleven en de samenleving, dan kunnen ook situaties van overvloed tot een verdelingsvraagstuk leiden. In overvloed zijn bijvoorbeeld natuurlijke hulpbronnen en informatie, beiden overigens tot op zekere hoogte. We moeten ook nadenken hoe je dat beprijst, en niet enkel als het minder moet (true pricing). Wat zijn de innovaties die je wilt stimuleren, welke vorm van betrokkenheid, preventie van ongezondheid etc. Ook hier zijn inzichten over disciplines heen verrijkend die we in de Academische Werkplaats ook bijeenbrengen.
2.2 Een inhoudelijke/empirische opgave
Geachte aanwezigen, sta mij toe dat ik wat passages uit het position paper “Werken aan brede welvaart” parafraseer: “brede welvaart kan/moet uitgroeien tot een integraal afwegings- en beslissingskader voor beleidsvoorbereiding, -ontwikkeling, -monitoring en -evaluatie, dat als gemeenschappelijk kompas kan worden ingezet bij het realiseren van de ingrijpende maatschappelijke transities, maar ook voor bedrijven en instellingen, omdat het aangeeft waar kansen en uitdagingen liggen op verschillende terreinen”.
In deze - wat erg lange - zin komen verschillende ingrediënten van brede welvaart aan de orde die we verder moeten doordenken en uitdiepen. Laat ik hier even bij stilstaan.
In de eerste plaats kan brede welvaart bij uitstek het instrument bieden om weloverwogen en zorgvuldig te anticiperen op en om te gaan met maatschappelijke transities: hoe kunnen we die transities benaderen? Hoe houden we rekening met ook onvoorziene gevolgen? Hoe sturen we werkendeweg bij? Hoe richten we transitiepaden in die kunnen rekenen op blijvend draagvlak voor het daadwerkelijk realiseren van de beoogde maatschappelijke doelen?
In de tweede plaats kan brede welvaart, mede door zijn multidimensionele inhoud, zeer behulpzaam zijn bij het wegen en afwegen van uiteenlopende waarden, aspecten en belangen. Denk aan de waarden van doelmatigheid en doeltreffendheid, rechtvaardigheid en billijkheid, en solidariteit tussen generaties en met elders, en dat binnen planetaire grenzen. Het afwegen van waarden is subjectief, brede welvaart helpt ons om dit meer objectiveerbaar te maken. Een actuele kwestie betreft bijvoorbeeld de vraag in hoeverre klimaatmaatregelen bijdragen aan een rechtvaardige verdeling van lusten en lasten, en dus aan de brede welvaart van iedereen? Een al te eenzijdige blik op CO2-reductie kan de energiearmoede onder huishoudens met een smalle beurs vergroten en het draagvlak voor de klimaat- en energietransitie verkleinen. Datzelfde geldt voor stikstofbeleid, bedoeld om de natuurkwaliteit te verbeteren. Wanneer het al te lineair wordt ingezet kan het immers ook zorgen voor de achteruitgang van de economie en leefbaarheid op het platteland.
Bij deze inhoudelijke/empirische opgave kunnen we voortbouwen op een veelheid van afspraken, inzichten en ambities, op internationaal, nationaal en decentraal niveau, welke in de praktijk gevolgd en onderzocht moeten worden.
Ik noem drie vindplaatsen daarvoor:
- de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) en mensenrechten;
- de doelstellingen van de SER voor te voeren sociaaleconomisch beleid en werk van de SER;
- enkele projecten uit de Regio Deal Midden Brabant.
Duurzame ontwikkelingsdoelen
Brede welvaart en de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) overlappen en vullen elkaar aan. Waar brede welvaart een algemene intentie uitspreekt, vertaalt de SDG-agenda deze in doelen voor 2030. De duurzame ontwikkelingsdoelen kunnen helpen om concrete, inhoudelijke invulling te geven aan brede welvaart, door bijvoorbeeld prioritaire doelen voor Nederland te bepalen en daarmee een nationale strategie te ontwikkelen. Wat streven we bijvoorbeeld na als het gaat om klimaat of armoedebestrijding? Deze duurzame ontwikkelingsdoelen bevatten heldere streefwaarden zoals 55% minder CO2 uitstoot en de halvering van armoede in 2030. Via dergelijke streefwaarden wordt richting gegeven aan beleid dat de brede welvaart bevordert. Zoals ik eerder zei valt daarbij niet uit te sluiten dat een hiërarchie in doelen en streefwaarden nodig is. Een stabiel klimaat, veerkrachtige biodiversiteit en gezonde leefomgeving bijvoorbeeld vormen de basis voor onze samenleving. Ze zijn randvoorwaardelijk voor veel andere aspecten van brede welvaart.
De doelstellingen die de SER formuleert voor het te voeren sociaaleconomische beleid
Anderhalve week geleden heeft de SER deze doelstellingen als volgt herijkt: het bevorderen van brede welvaart waar samenleving, economie en milieu in balans zijn, hier en nu, later en elders. Dat doen we door in samenhang te werken aan:
- Het bevorderen van ondernemerschap en waardig werk.
- Het bevorderen van duurzame groei en een inclusieve samenleving met een evenwichtige inkomensverdeling.
Brede welvaart staat dus centraal in de nieuwe doelstelling. Aan de ene kant geeft dat de SER een richting: we zijn er niet alleen voor economie, niet alleen voor samenleving, niet alleen voor milieu, maar voor een breed gedeelde welvaart, waarin niemand achterblijft, waarin de economie duurzaam kan groeien en waarin we de enorme schade die we aanrichten in onze leefomgeving herstellen en voorkomen. En die bijdrage leveren we niet alleen hier en nu, maar we kijken ook naar de invloed die Nederlandse bedrijvigheid heeft op toekomstige generaties en mensen elders in de wereld. Aan de andere kant geeft brede welvaart ons ook een opdracht mee: niet alles kan, niet overal en zeker niet tegelijkertijd. Brede welvaart draait ook om het inzichtelijk maken van de afruilen tussen dimensies: waar botst het, welke neveneffecten zien we, hoe maken we nu echt integraal beleid? Om echt een bijdrage te leveren aan brede welvaart moeten we juist nadenken hoe onze adviezen en activiteiten onbedoeld tot afruilen kunnen leiden en wat we zouden kunnen adviseren om dat te voorkomen.
De SER wil op twee manieren die bijdrage te leveren aan brede welvaart:
- de eerste is, het bevorderen van ondernemerschap en waardig werk. Want om brede welvaart te kunnen creëren is er economische activiteit nodig, innovatie, ondernemerschap, werk – betaald en vrijwillig. We moeten aan de slag. Dat werk moet op een waardige manier gebeuren: met bevordering van fundamentele arbeidsnormen, werkgelegenheid, sociale bescherming en sociale dialoog. De SER richt zich daarom op optimale (arbeids)participatie, op leven lang ontwikkelen, op maatschappelijk verantwoord ondernemen en op duurzame medezeggenschap.
- de tweede is via het bevorderen van duurzame groei en een inclusieve samenleving met een evenwichtige inkomensverdeling. Want het is belangrijk om duurzaam te groeien, om ons economisch te ontwikkelen, maar wel op een manier waarop de druk op mens en milieu en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen hier en elders worden geminimaliseerd. We moeten gezamenlijk richting een klimaatneutrale en circulaire samenleving, omdat onze huidige omgang met grondstoffen en energie de planetaire grenzen stelselmatig overschrijdt. Duurzame groei leidt ook tot een gebalanceerde economie: die weerbaar is voor schokken en geopolitieke ontwikkelingen, waar we de laatste tijd met verschillende verschrikkelijke oorlogen steeds meer van merken. Maar met een duurzame economische groei alleen is er nog geen brede welvaart. We gaan ook werk maken van een inclusieve samenleving, waarin iedereen meedoet en waarin we werken aan een evenwichtige verdeling van inkomens en gelijke kansen, aan bestaanszekerheid. Een voorwaarde daarvoor zijn goede publieke voorzieningen, zoals betaalbare zorg, educatie en huisvesting. Voor brede welvaart moet ook de basis op orde zijn.
De SER probeert deze doelstellingen en de nadere duiding ervan te benutten als basis van en als baken voor zijn handelen, ook voor zijn adviezen. Laat ik hier enkele voorbeelden noemen.
- De SER bereidt een advies voor over het beperken van sociaal-economische gezondheidsverschillen. Dit heeft betrekking op een brede waaier aan beleidsterreinen, veel breder dan de zorg alleen. Mensen met minder scholing leven meer dan 4 jaar korter dan academici. Een sluitend sociaal vangnet gebaseerd op een toereikend bestaansminimum en een kwaliteitsvolle leefomgeving en goede woningen hebben een flinke invloed op de gezondheid van mensen. En laat ons bijvoorbeeld ook kijken naar de zogeheten voorkant, de eerste 1000 dagen van kinderen. Als we ervoor zorgen dat zij een goede en gezonde start hebben van hun leven, dan voorkomen we sociaal-economische gezondheidsverschillen in de toekomst. Ook hier is niet alleen de overheid aan zet, maar ook bedrijven via goede arbeidsomstandigheden en preventie, maatschappelijke instellingen en burgerinitiatieven rond zorg, onderwijs of opvang.
- De SER buigt zich over een rechtvaardige klimaattransitie. Dat gaat over ecologie (gasgebruik, energietransitie), economie (inflatie, het creëren van nieuwe verdienmodellen) en sociaal beleid (koopkracht, armoede). Brede welvaart betekent hier niet alleen het faciliteren van de goed geïnformeerde burger, die de weg in het groene subsidiedoolhof goed heeft weten te doorlopen. Maar juist ook het ondersteunen van kwetsbare huishoudens en middenstanders die nauwelijks kunnen rondkomen in regio’s met veel tochtige label G-woningen en winkelpanden. En het faciliteren van energiecoöperaties en andere burgerinitiatieven.
- Waar het IMVO – Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen – betreft zijn in SER-verband verschillende convenanten gesloten tussen bedrijven, overheden, vakbonden en NGO’s om duurzaamheid en mensenrechten in ketens zeker te stellen. Zoals bij textiel, natuursteen, wind- en zonne-energie. Recent heeft de OESO deze Nederlandse inzet op dergelijke afspraken die op basis van dialoog en vrijwilligheid tot stand komen geprezen. Naast aanstaande Europese en nationale wetgeving rond bijvoorbeeld rapportageverplichtingen voor bedrijven is dit een kansrijk instrumentarium dat ook voor andere sectoren doorontwikkeld kan worden. Het is dan ook belangrijk om de resultaten, maar ook het proces van samenwerking en betekenisvolle dialoog in internationale ketens in de praktijk te volgen en het instrumentarium te helpen optimaliseren.
- Dat geldt ook voor de beoogde invoering van een generatietoets voor nieuw beleid, een toets die is voorgesteld door het SER-Jongerenplatform om te bereiken dat bij de beleidsvoorbereiding weloverwogen rekening wordt gehouden met alle generaties. Het huidige kabinet nam dit op als voornemen in het Regeerakkoord, maar het is nog geen realiteit. Wat deze toets behelst en hoe het moet gaan werken staat nog in de kinderschoenen, maar kan het sturen op brede welvaart een belangrijke impuls geven. Het benadrukt immers het belang van `nu en later’ -dus intergenerationele solidariteit- in de definitie van brede welvaart. Dat kan nationaal, maar ook lokaal en regionaal uitwerking krijgen. Hieronder illustreert een aantal voorbeeld uit Midden-Brabant dit.
Enkele projecten in het kader van de Regio deal Midden Brabant
- ‘wijkaanpak met bestaanszekerheid en welzijn’ (Antoinette & Dike van de Mheen, TSB): er gebeurt al veel om de bestaanszekerheid en welzijn in wijken van Tilburg en Waalwijk te verbeteren. Al deze kennis en ervaring (met name ook die van inwoners zelf) wordt echter nog niet structureel gebundeld, gedeeld en verankerd. Dat maakt het lastig om ‘werkzame bestandsdelen’ van huidige activiteiten te identificeren, terwijl juist die bestandsdelen het mogelijk maken om de juiste doelen te stellen en die keuzes te maken die de brede welvaart van inwoners daadwerkelijk verbeteren.
- accounting voor brede welvaart (Philip Joos, TiSEM), ook binnen de academische werkplaats ‘(be)sturen op brede welvaart’. Dit project buigt zich over vragen als: welke informatie is er nodig om brede welvaart daadwerkelijk als kompas te kunnen gebruiken, en hoe veranker je dat? Hoe onderbouw je zo’n ‘uitruil’? Hoe bereiden we bedrijven in de regio voor op rapporteren op milieu, maatschappij en governance (in het kader van de nieuwe Europese meldingsrichtlijn CSRD vanaf volgend jaar)?
- ‘startups for society’ richt zich op het ontwikkelen van een ecosysteem dat de impact van startups in de regio ondersteunt. Het project richt zich specifiek op die startups wier core business sociale/maatschappelijke/duurzame impact is, in de veronderstelling dat zulke startups andere ondersteuningsbehoeften hebben dan andere startups. Het balanceren tussen economische en maatschappelijke belangen is dus per definitie heel belangrijk voor impact startups. De keuze om juist die startups te ondersteunen, ten koste van andere startups, is natuurlijk ook al een uitruil an sich.
- het project van MindLabs heet ‘Digital Innovation District for Society’ en draait o.a. om het verantwoord inzetten van AI en de vraag hoe digitale technologie kan bijdragen aan brede welvaart. Specifiek wordt er gewerkt aan het verkleinen van de digitale tweedeling door middel van virtual humans. (ik verwijs hierbij ook naar de lezing van Corien Prins)
Het zijn allemaal voorbeelden van `werk in uitvoering’ die ons de komende tijd veel kunnen leren over het sturen op brede welvaart.
2.3 Institutionele opgave
Geachte aanwezigen, ik kom bij een derde opgave. De institutionele opgave gaat over de vraag wie er aan tafel zitten, wie meepraat, welke kennis een plek krijgt; hoe de samenleving en het bedrijfsleven zich tot overheden verhouden; hoe daadwerkelijke integraliteit ontstaat en kokers van beleidsdomeinen doorbroken kunnen worden. We moeten het concept brede welvaart institutioneel verankeren en dat kan en moet op veel manieren. Op de rol van politiek en beleid kom ik in het laatste deel van deze lezing terug.
Nederland heeft een lange traditie van gedeeld bestuur, waarbij overheden, marktpartijen en maatschappelijk veld de rollen en verantwoordelijkheden – en de macht – deelden en verdeelden. Ook de SER is daar het product van. Maar, de wereld verandert. Niet iedereen voelt zich vertegenwoordigt door de politiek of het maatschappelijk veld. Er is argwaan naar bedrijven. Er zijn veel meer technologische mogelijkheden om aan informatie te komen en betrokken te zijn bij vraagstukken die groot en meerjarig zijn en iedereen raken. Het is de tijd dat de verhoudingen in de samenleving zich opnieuw zetten. Dat moet gevolgen hebben voor ons bestuur.
Een van mijn speerpunten voor de SER is daarom werk te maken van brede participatie. Zeker in deze tijd is breed gedragen consensus nodig over belangrijke verdelingsvraagstukken, zoals kansengelijkheid, een fair share ten aanzien van ons grondstoffengebruik, de manier waarop Nederland klimaatneutraal moet worden, diversiteit en inclusie, gedragen door een voorspelbaar en eerlijk stelsel van regelingen en voorzieningen, zoals het belastingstelsel, de sociale zekerheid en de gezondheidszorg. Allemaal terreinen waarop de SER actief is. Willen we dat goed doen, dan is het niet alleen nodig dit te doen in het perspectief van brede welvaart, maar ook – onder erkenning van de rol van sociale partners – om tegelijkertijd “de kring van betrokkenen” te verbreden. Via het SER-Jongerenplatform wordt hieraan reeds volop invulling gegeven. Net als met natuur- en milieuorganisaties. We zijn bezig met een zogeheten SER-Participatiewijzer, zodat duidelijk is hoe we breder dan vakbonden en werkgeversorganisaties de samenleving betrekken bij ons werk en dat op uiteenlopende wijzen: van dialoogtafels tot burgerberaad. En dit alles in het besef dat arbeid en kapitaal, vakbonden en werkgevers, (incl. ZZP) nog steeds een groot deel van werkend Nederland vertegenwoordigen, met meer leden dan politieke partijen. Dus dit doet ertoe.
En verder kunnen we leren van het gebruik van het concept brede welvaart in andere landen.
Zie bijvoorbeeld Wales, dat in 2015 een wet implementeerde waarin het welzijn van toekomstige generaties centraal staat. Daarin zijn zeven brede welvaartsdoelen benoemd, die verplichtend zijn voor alle geledingen van de overheid. Ieder jaar moeten alle publieke instanties rapporteren welke voortgang ze met hun beleid hebben behaald en hoe het zit met doelbereik. Een Commissaris voor de Toekomstige Generaties bewaakt de uitvoering en kan overheden aansporen om verbeteringen door te voeren. Als de betreffende overheidsinstantie een aanbeveling niet opvolgt, moet ze zeggen waarom en welke alternatieve acties ze zal ondernemen. Een mooie inspiratie – lijkt me – voor de aanstaande kabinetsformatie in Nederland.
En zie ook België, het hier in Tilburg dichtstbije buitenland. Dat kent niet alleen een minister voor Duurzame Ontwikkeling, maar ook de wettelijk verankerde verplichting om brede welvaart (met alle dimensies die ik eerder heb genoemd) te monitoren en in het parlement openbaar te bespreken.
3. Enkele boodschappen voor wetenschap, praktijk, beleid, politiek en samenleving
Algemeen
Geachte aanwezigen, het is dé uitdaging om het concept brede welvaart om te zetten in concreet beleid en in concrete strategieën en acties die de brede welvaart bevorderen en beschermen voor de toekomst. Dit vraagt niet alleen om operationalisering van het begrip brede welvaart, maar ook om organisaties, bestuur, instituties en politiek die zijn ingericht op integrale sturing vanuit dit bredere perspectief. Daartoe geef ik nu alvast een paar boodschappen mee die ook voortvloeien uit de hierboven genoemde drievoudige opgave.
Boodschap aan de wetenschap
Ik benoemde al de conceptuele opgave. Daar moet een interdisciplinair tandje bij; de Academische Werkplaats biedt daar de uitgelezen kans en het platform voor. Ik verwijs naar de Academische Werkplaatsen in het algemeen, omdat die willen oplopen met de praktijk en daar opgehaalde inzichten wil versterken en vertalen naar handelingsperspectief. Ik verwijs ook in het bijzonder naar de Academische Werkplaats (Be)sturen op Brede Welvaart, die met praktijkgericht onderzoek een bijdrage wil leveren aan de sturingsvraag die vele publieke en private organisaties op dit moment bezighoudt. En ik heb ook vastgesteld dat veel scholen/faculteiten in Tilburg wel over brede welvaart praten; en anderen dat niet of minder doen maar er wel relevante inzichten over hebben. Zoals de sociologen die kijken naar mechanismen van ongelijkheid, onbehagen en pessimisme of optimisme en hoop in de samenleving. Vanuit mijn SCP-tijd besef ik maar al te goed hoe sturend dat voor brede welvaart kan zijn. De verbinding naar de European Value Studies, de prachtige internationale data verzameling over hoe dit zich Europees voltrekt, biedt de toegang tot een enorm rijke bron aan gegevens en inzichten. Allemaal voor het oprapen in Tilburg!
En ik constateer ook met voldoening dat de onderzoeksagenda die gepresenteerd wordt in het Position paper werken aan brede welvaart zich niet alleen richt op beschrijvende, monitor-achtige vragen, maar vooral ook op verdiepende en meer verklarende vragen die gaan over maatschappelijke transities en verdelingsvraagstukken, hoe deze aan te pakken en, in termen van besturen en governance, hoe deze institutioneel in te bedden.
Wat mij betreft sluit deze academische kennis het belang niet uit van de wetenschappelijke kennis van de uitvoeringspraktijk van de leefwereld van mensen (lectoraten van hogescholen) en evenmin van de zgh citizen science, of burgerwetenschap waarbij burgers actief worden betrokken bij wetenschap: het kan hen actief in contact brengen met kwesties die hun dagelijkse gezondheid en de leefomgeving raken.
Ik verwijs hier ook naar publicaties over brede welvaart in de provincie Noord-Brabant. In de eerste plaats het rapport Ervaren Brede Welvaart. Hoe Brabanders de kwaliteit van hun leven en leefomgeving waarderen in 2022 van PON en Telos. Daarin wordt gesteld dat er tussen gemeenten relatief grote verschillen zijn in ervaren brede welvaart. Zeker een aantal middelgrote gemeenten (Waalwijk gemiddeld 52% tevreden) en grotere gemeenten (Tilburg 54%) scoren relatief laag.
In de tweede plaats is er de zeer recente publicatie Lijnen van verschil, Inzicht en analyse van scheidslijnen in Brabant, van Kennis Brabant van eind oktober jl. Een van de resultaten is dat West-Brabant op veel thema’s ongunstiger scoort dan het oostelijk deel: er zijn minder banen binnen acceptabele reistijd beschikbaar, er is meer werkloosheid, er wonen meer mensen die aangeven moeite te hebben met rondkomen, de leefbaarheid is ongunstiger, mensen voelen zich minder vaak gezond en ervaren meer stress. Ook lijkt binnen Brabant sprake te zijn van een driedeling tussen steden, een ‘arm’ (achtergesteld) en een ‘rijk’ (geprivilegieerd) ommeland. Daarbij lijkt vermogen in Brabant een grotere scheidslijn op het gebied van wonen dan in de rest van Nederland: alleen vermogende mensen kunnen het zich veroorloven om in de ‘mooiste’, meest leefbare stukjes van Brabant te kunnen wonen – en omgekeerd geldt ook dat armere mensen vaker zijn aangewezen op de gebieden waar leefbaarheidsproblematiek speelt.
Boodschap aan de politiek en beleidsmakers
Brede welvaart wil iedereen en het risico is groot dat het daarmee vervliegt en politiek weinig voorstelt. Dat moet voorkomen worden en dat kan, zoals ik al eerder aangaf, alleen als de politiek ook positie kiest, doelen stelt, en subdoelen om daar te komen, die concreter worden vertaald in subdoelen en streefwaarden. Die doelen en subdoelen moeten gewogen worden vanuit waarden als doelmatigheid, rechtvaardigheid en solidariteit. Ook weer: tussen generaties en geografisch.
Met die doelen, subdoelen en streefwaarden is het mogelijk het voorgenomen beleid te ijken aan de meetlat van brede welvaart, en dit vervolgens te monitoren en te evalueren. We moeten in de praktijk de effecten volgen en nadenken over de instrumenten waarmee je stuurt en bijstuurt. In feite hebben we het dan over de noodzaak van een sterke beleidstheorie.
Het is tijd om daaraan consequenties te verbinden richting:
- de opstelling van regeerakkoorden; brede welvaart kan niet beperkt blijven tot de inleiding. Dat was mijn ervaring bij de formatie 2017; en bij de formatie 2021 kwam het al een stapje verder op beleidsdossiers als wonen, economie waar ecologie en economie meer gelijk opliepen. De sociale dimensie ontbreekt, dat wil zeggen dat beleid gericht op zorg, onderwijs of armoedebestrijding nog te los staat van veel beleid op wonen of werk. Dat moet in dit komende regeerakkoord echt anders. De next step is nodig. Wat dit betreft kijk ik uit naar het openbaar college op 30 november a.s. over brede welvaart en de formatie, met sprekers als Josse de Voogd en Carla van Balen (die de formatie van 2021 evalueerde), met als vraag: wat gaat er nu na de verkiezingen gebeuren en welke kansen maakt brede welvaart?
- de werkwijze van de Tweede Kamer die veel meer langs beleidsopgaves dan langs domeinen moet worden verankerd (dus integraal; dat vergt echt een omwenteling). Hoe kunnen we de Tweede Kamer ertoe brengen om het werk anders te gaan inrichten, met consequenties voor het werk in commissies, verantwoordingsdebatten, begrotingen etc. Dus: herijking van het politiek instrumentarium.
- de inrichting en werkwijze van de Rijksbegroting (idem lokaal en provinciaal), gericht op een begrotings- en verantwoordingscyclus vanuit brede welvaart. Zie ook het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte, maar die vind ik wat voorzichtig in hun eerste advies, dus ik heb grote verwachtingen van het binnenkort te publiceren 2e deeladvies. Ik voel me erg aangetrokken door het advies van de Raad van State, die vind ik stoerder. Het nieuwe kabinet moet een “startnota brede welvaart” maken met doelen en streefwaarden en daarop elk jaar verantwoording afleggen, wat de facto betekent dat alle ministers moeten rapporteren!
Boodschap aan de sociale partners en anderen in de samenleving
De SER is al vanaf de Club van Rome (meer dan een halve eeuw geleden!) bezig om duurzaamheid te verankeren op de agenda. Eigenlijk is de SER het vaste ankerpunt gebleken. Toen en later is vertaald in het Energieakkoord en het Klimaatakkoord. Het MLT-advies van 2021 pakte ook de factor arbeid en de sociale opgave mee. En, zoals ik al zei, afgelopen week heeft de SER bovendien de eigen doelstellingen op brede welvaart – en dus niet louter economische groei en volledige arbeidsparticipatie – geënt. De SER – en het polderen – is dus voorloper, aanjager. Niet altijd makkelijk, maar het beeld van polderen als ontwijken of niet willen klopt niet. We waren en zijn vaak eerder dan de politiek in complexe kwesties (pensioen; arbeidsmarkt; klimaat). Het komt er nu wel op aan: we bereiden een nieuwe visie op de Economie van de Toekomst voor, die de basis van de samenwerking politiek-polder zou moeten worden. Daar moet de brede welvaart stevig in verankerd worden. Dat moet in alle vraagstukken sturend worden voor het bepalen van keuzes.
Boodschap aan bestuurders/leiders in de overheid, de samenleving en het bedrijfsleven
Een van mijn leermeesters was en is Pauline Meurs, lange tijd hoogleraar Zorgbestuur in Rotterdam. “Je hebt uiteindelijk altijd jezelf nog”, zei zij steevast. En gelijk heeft ze, want bestuurders, CEO’s, leiders dragen een eigen verantwoordelijkheid in brede welvaart. Wat is je moreel kompas? Wie betrek je? Hoe ga je te werk? Dat doet ertoe.
Van CEO’s wordt een maatschappelijk kompas verlangd. Wat doe je voor de samenleving? Hoe voorkom je schade aan natuur of gezondheid (Tata, Chemours)? En terecht. We zijn geen puppet on a string. Maar we zijn wel onderdeel van een groter geheel. Hoe werkt dat? Hoe leg je verantwoording af? Hoe verbinden we bedrijfs- en maatschappelijke belangen? In Tilburg hebben we hoogleraren als Philip Joos die dit op het vakgebied van Accounting invullen. Hier is handelingsperspectief - maar ook lef- nodig. Pauline van der Meer-Mohr heeft met veel inzet (en moeite) de duurzame lange termijn waardecreatie in de nieuwe Governance Code voor het bedrijfsleven weten te verankeren. Tegelijkertijd zijn we er nog zeker niet (zie de actuele debatten).
Van bestuurders in het maatschappelijk veld wordt eigenlijk hetzelfde verwacht. Markt, overheid en civil society trekken aan hen. Dat is iets van en voor mijn oude vakgebied (en dat van onze rector Wim van de Donk) over het hybride bestuur. Hier hebben we de bestuurskundigen nodig om ons de weg te wijzen hoe je publieke, private en professionele waarden en doelen samen laat oplopen en meerwaarde laat creëren. Ontzettend belangrijk, want voor je het weet gaat de pendule weer van de markt(werking) naar de overheids(sturing), en dat recept is gedoemd tot mislukken. Wat wil de samenleving, burgers, patiënten, studenten en kunnen we dat in het bestuur zelf regelen? En hoe kunnen we het zelforganiserend vermogen van de samenleving verstevigen? Hopelijk heb ik wat lijntjes naar u uitgegooid tijdens deze inleiding.
4. Tot slot
Geachte aanwezigen, ik rond af.
We staan aan de start van de Week van de Brede Welvaart, een week waarin ook de regionale dimensie tot uiting komt. De regio is bij uitstek de plek waar je het noodzakelijke integrale beleid kunt maken. Daarom is het belangrijk dat we kennis over brede welvaart goed bij elkaar brengen, dat we ervaringen opdoen en dat we experimenteren.
In mijn lezing heb ik geprobeerd aan te geven dat het nodig is te komen tot meer scherpte in de toepassing van het brede welvaartsconcept. Daartoe verwacht ik veel van de opbrengsten van deze Week van de Brede Welvaart, en ook van de deelsessies die deze middag plaatsvinden.
Laat deze week de broodnodige, bruisende broedplaats voor brede welvaart zijn, en dat in de geest van Cobbenhagen, de founding father van Tilburg University.