‘Mannen én vrouwen aanspreken om Nederland te verdedigen’
Volgens het juryrapport werd luitenant-generaal Elanor Boekholt-O'Sullivan gekozen tot Topvrouw van het Jaar omdat ze een leider is die maar eens in een generatie voorbij komt, en dan ook nog eentje die zich kwetsbaar op durft te stellen – níet omdat ze vrouw is in een mannenwereld. Haar missie als Topvrouw van het Jaar: meer vrouwen interesseren voor een loopbaan bij Defensie. “Inclusie vraagt om een passend uniform voor vrouwen. Of daarvoor strijden klein bier is? Nee, dat is écht een misverstand.”
In de week dat SER Topvrouwen met Topvrouw van het Jaar Elanor Boekholt-O’Sullivan spreekt, vindt in de Kamer een verhit debat over de defensiebegroting plaats, waar uiteenlopende meningen worden geventileerd. Eén daarvan, naar voren gebracht door een CDA’er die ook oud-militair is, is dat Nederland zich gezien de dreiging op het Europese continent op een ‘scharnierpunt van de geschiedenis bevindt’. De uitspraak is in lijn met waarschuwingen die de laatste maanden door diverse internationale topmilitairen en prominenten werden geuit, met als strekking dat leven in vrede niet langer meer een vanzelfsprekendheid is. Zo zei NAVO-topman luitenant-admiraal Rob Bauer dat we het ‘onverwachte moeten verwachten’ en hamerde voormalig Brits defensieminister Tobias Ellwood erop dat Europa dringend actie moet ondernemen, ‘anders zullen autoritaire regimes misbruik maken van onze bedeesdheid.’ In Denemarken wordt ondertussen volop gediscussieerd over vrouwendienstplicht.
Hoe de expansiedrift van Vladimir Poetin en de daarmee samenhangende oorlogsdreiging zich zullen ontwikkelen, blijft vooralsnog koffiedik kijken. Duidelijk is dat ook luitenant-generaal en topambtenaar bij Defensie Elanor Boekholt-O’Sullivan, die in september 2023 werd gekozen tot Topvrouw van het Jaar (een initiatief van St. Topvrouw van het Jaar en Talent naar de Top), het gevoel van urgentie deelt. In Boekholt-O’Sullivans portefeuille bij Defensie zit onder meer personeel, veiligheid, duurzaamheid, materieel, leefomgeving, vastgoed en bedrijfsvoering. Ze gaf in februari 2024 een interview aan RTL-Z, waarin ze uitlegde dat er meer kazernes, oefenterreinen, opslagplaatsen en laagvlieggebieden moeten komen – én natuurlijk meer militairen. Dat voor die laatste wens allang niet alleen mannen op het vizier staan, maakt Boekholt-O’Sullivan al vroeg in het gesprek met SER Topvrouwen duidelijk. Ze heeft een scherp oog voor diversiteit en inclusie (D&I) en is helder over het feit dat er bij Defensie nog ruimte voor verbetering op het vlak van genderdiversiteit is. “Wij hebben momenteel 9.000 vacatures. Als we ál die vacatures op zouden vullen met vrouwen, dan hebben we nog steeds geen 30 procent vrouwen in huis. Dus hoe belangrijk is het om die vijver groter te maken?” Nou, zéér, antwoordt ze zelf op deze retorische vraag – en dat voert verder dan het idee dat het elke organisatie ten goede komt om met diverse teams te werken. “Als het gaat om het verdedigen van het eigen grondgebied, moeten we mannen en vrouwen aanspreken om Nederland veilig te houden.”
"Mijn stip op de horizon is dat we al onze processen zo inrichten dat we recht doen aan alle defensiemedewerkers, dat we oog hebben voor verschillen en deze accommoderen, zodat mensen zich thuis voelen."
Kwetsbaarheid als kernkwaliteit
Dat ook vrouwen bij Defensie kunnen bloeien, daarvan is Boekholt-O’Sullivan – in Ierland geboren als kind van een Ierse vader en Nederlandse moeder – het levende voorbeeld. Ze is plaatsvervangend directeur-generaal beleid Defensie en heeft als luitenant-generaal drie sterren. Dat is de hoogste rang onder de Commandant der Strijdkrachten, terwijl ze ooit als onderofficier op mbo-niveau begon en met de ‘poten in de modder heeft gestaan’: in 2007 heeft ze in Afghanistan gediend nadat ze zich vrijwillig meldde om te worden uitgezonden. Ze is onmiskenbaar zeer succesvol in een mannenwereld, maar dat is volgens het juryrapport uitdrukkelijk níet de reden dat ze tot Topvrouw van het Jaar werd gekozen (ze stond in de finale met Enexis-cfo Mariëlle Vogt en Marktplaats-ceo Annemarie Buitelaar). De keuze viel op haar omdat ze ‘een leider is die eens per generatie voorkomt, en iemand die het woord “kwetsbaar” aan de selectiecriteria heeft toegevoegd.’ Boekholt-O’Sullivan: “Dat waren zeer lovende woorden van de jury. Ik denk dat het inderdaad klopt dat ik reflectief ben en zaken van meerdere kanten bekijk. Ik vind dat je als leider altijd nieuwsgierig moet zijn naar wat anderen beweegt.” Het RTL-interview over Defensie dat vaker een beroep zal doen op de schaarse publieke ruimte in ons land, is daar een mooi voorbeeld van. Boekholt-O’Sullivan gaf tijdens het gesprek aan dat ze het best begrijpt dat mensen reageren volgens het ‘not in my backyard’-principe: ruimte innemen is oké, maar dan liever bij de buren. “Natuurlijk snap ik dat mensen zo reageren en ik vind het belangrijk te tonen dat ik dat begrijp. Tegelijkertijd denk ik: als het dan toch moet, kunnen we maar beter kijken hoe we er samen het beste van maken.”
Ze vindt het moeilijk aan te geven of dat een feminiene kwaliteit is – het lijkt vooral een eigenschap die binnen Defensie nog volop kan evolueren. “Ik ken genoeg mensen binnen deze organisatie met diezelfde gezonde nieuwsgierigheid. Maar vergeet niet dat wij een organisatie zijn waar je in bepaalde functies te maken kunt krijgen met beslissingen over leven en dood. Dan heb je soms geen tijd om ‘aan de voorkant’ nieuwsgierig te zijn. Zonder dit soort eigenschappen voornamelijk aan vrouwen toe te willen schrijven, denk ik wel dat vrouwen kunnen helpen op een andere manier te kijken naar vraagstukken. Gechargeerd merk ik dat mannen iets sneller denken ‘joh, water onder de brug, we gaan nu verder’, terwijl vrouwen vaak ruimte hebben voor reflectie achteraf. Tegelijkertijd zou ik mijzelf – en andere vrouwen – toewensen niet altijd bij alles stil te staan.”
‘Omdat ik vrouw ben? Ja, vast wel’
Dat laatste is meteen een mooi pleidooi voor balans in teams, ook bij Defensie. Daarbij moet aangetekend worden dat Boekholt-O’Sullivan vaak de eerste was in haar functies. In een portret in het Financieele Dagblad zei generaal Onno Eichelsheim, Commandant der Strijdkrachten die als hoogste militair van het leger veel met haar te maken heeft, dat de snelheid waarmee zij de organisatie in beweging krijgt en hoe ze iedereen daarbij betrekt bijzonder is. Maar evengoed zijn er volgens Eichelsheim collega’s die haar snelle opmars binnen de organisatie met argusogen bekijken. ‘Is dat omdat ze vrouw is?’ Volgens Eichelsheim zou dit niet hardop gezegd worden, maar ‘gonst’ het weleens binnen de organisatie, ze komt immers op ingewikkelde posities waar alle ogen op gericht zijn.
Een voorbeeld van de kwetsbaarheid die Boekholt-O’Sullivan de titel ‘Topvrouw van het Jaar’ opleverde, is de manier waarop ze deze geluiden adresseert. Eerder zei ze daarover: “Ja, er zijn mensen die suggereren dat ik snel opklim omdat ik vrouw ben. Mijn antwoord is dan: ik denk dat je gelijk hebt. Ja, mijn loopbaan gaat sneller dan die van de meeste mannen. Dat ik een vrouw ben, zal best een rol gespeeld hebben. Ik wil daar niet naïef over zijn.”
Ze vindt die eerlijkheid nog steeds de beste aanpak. “Wat heeft het voor zin om hard te roepen dat ik het geworden ben omdat ik de beste ben? Ik denk dat dat voor geen enkele benoeming geldt – er zijn áltijd meerdere geschikte kandidaten. Als er sprake is van gelijke geschiktheid, vindt men het in belang van diversiteit belangrijk dat er een vrouw wordt bevorderd, hierin is Defensie net als andere organisaties. Wij hebben hier 18 procent vrouwen – burger en militair – in huis, dus zo’n interventie is verdedigbaar. Het gaat erom dat je vervolgens ook levert. Maar als je op een volledig nieuwe plek komt, weet niemand van tevoren of je dat ook echt zult doen.” Een benoeming (m/v) blijft dus altijd een gok met een afbreukrisico.
De ‘meisjes’ van Koningin Wilhelmina
Bij Defensie gelden geen quota, maar wel een streefcijfer van 30 procent in 2030 voor de gehele organisatie. Daarover wordt gerapporteerd aan de Kamer. “We kiezen voor een streefcijfer en niet voor een quotum, omdat het simpelweg veel tijd kost vrouwen te werven. Als een onderdeel nog niet voldoende vrouwen in huis heeft, moet dat niet leiden tot een tik op je hoofd. Maar we doen ons stinkende best om meer vrouwen te interesseren voor deze organisatie.” Dat het uiteindelijk zal lukken, daar is Boekholt-O’Sullivan van overtuigd. “Onze maatschappelijke opgave – dus bijdragen aan vrede en veiligheid – is nét zo aantrekkelijk voor vrouwen als voor mannen.”
Boekholt-O’Sullivan wil als Topvrouw van het Jaar haar missie, die ze al langere tijd heeft, extra vaart geven. Ze wil onder meer vrouwen binnen de organisatie indien nodig een duwtje geven. “Als er functies vrijkomen, benader ik vrouwen actief. Ik grijp in als ik het idee heb dat vrouwen zich kleiner maken dan nodig, of te behoudend zijn. Anderzijds praat ik ook met vacaturehouders: het moet wel duidelijk zijn dat een functie ook geschikt is voor vrouwen.” Ze was een tijd voorzitter van het comité functietoewijzing van de koninklijke Luchtmacht, dat besluit wie op welke leidinggevende positie komt. “Het eerste dat ik gedaan heb om te zorgen dat er meer vrouwen doorstromen naar de top, is ervoor zorgen dat er binnen dat comité meer vrouwen kwamen.”
Ze wil daarnaast vrouwen die niet voor Defensie werken ervan doordringen dat de organisatie ook voor hen interessant kan zijn. “Want los van dat je hier een belangrijke maatschappelijke bijdrage kunt leveren, is er veel meer dat ons een prettige organisatie maakt. Teams zijn hecht, je wordt er snel in opgenomen, of je nou man of vrouw bent. In die zin zijn we al een heel inclusieve organisatie. Voor jonge mensen lonkt het avontuur en je krijgt veel vertrouwen en ruimte om steeds door te groeien naar andere functies. Dat vind ik zelf heel mooi aan Defensie.”
“De meisjes moeten wel zelf willen”, zei koningin Wilhelmina in 1943 toen de eerste vrouwen in dienst gingen. Ook vandaag de dag geldt dat vele vrouwen Defensie niet op het netvlies hebben als mogelijke werkgever. Of willen ze niet? Na de Topvrouw van het Jaar-verkiezing besloot Boekholt-O’Sullivan simpelweg na te vragen hoe dat nou eigenlijk zit. Ze plaatste een enquête op LinkedIn: “Omdat ik, net als Koningin Wilhelmina toen, wil weten hoe ‘de meisjes’ erin staan. Waar zitten vrouwen in het proces? Zien ze ons? Zijn er redenen waarom ze zich niet bij ons aansluiten, klopt hun beeld van de krijgsmacht? Dragen wij onbedoeld een heel stoer en sterk beeld uit waardoor het beeld ontstaat dat je per se fysiek heel sterk moet zijn om hier te werken? Zijn er nog meer vooroordelen die afschrikken? Iets meer dan 3.000 vrouwen hebben inmiddels gereageerd. We zitten nog midden in het proces om de data te analyseren en zo uit te vinden wat vrouwen tegenhoudt. En daarna gaan we daar zeker aan werken.”
Het uniform als obstakel
Een van de dingen die vrouwen minder enthousiast maakt, weet Boekholt-O’Sullivan uit eigen ervaring, is het uniform. Daags na de Topvrouw van het Jaar-verkiezing stelde ze dan ook een daad: ze trok bij een overleg met de bestuursraad – waar ze uitgebreid gefeliciteerd werd met haar titel – bij wijze van symbolische daad haar stropdas uit om zo te laten zien dat Defensie inclusiever moet worden en dat je tenue ertoe doet. Want het Defensie-uniform, dat past vrouwen, die nu eenmaal andere vormen hebben dan hun mannelijke equivalenten, minder. Het was “hartstikke spannend.” Dat behoeft enige uitleg, althans voor een burger. Met een lach: “Vergis je niet, dat uniform is hier nogal een issue. Wat je wanneer en in welke situatie draagt, ligt vast, dat is geborgd in onze tradities, er zijn commissies binnen Defensie die bewaken dat die tradities gerespecteerd worden. Dat gaat allemaal heel zorgvuldig en dat is ook zinnig, want tradities, regels en protocollen zorgen voor structuur en houvast. Dus wat ik deed, is beladen.” De stropdas moest het ontgelden, omdat dat het enige kledingstuk was dat ze uit kon trekken om haar punt duidelijk te maken. “Ik vroeg mij af: wat doet dit met de organisatie? Er zijn mensen die van nature nieuwsgierig zijn, die vinden zo’n symbolische daad wel mooi en steunen die. Er zijn mensen die het niet zoveel kan schelen. Maar er zijn ook mensen die er chagrijnig of boos van worden. Die zeggen: je kunt niet zomaar in je eentje besluiten dat het uniform er voor vrouwen anders uit zou moeten zien! Daar zitten trouwens ook vrouwen bij, die vrezen in een uitzonderingspositie geplaatst te worden.”
Duidelijk, maar vrouwen in een masculiene organisatie hebben niet zelden meer te vrezen dan kleding die niet geheel comfortabel is – denk aan niet als gelijkwaardig gezien worden, denk aan seksueel overschrijdend gedrag. Is strijden voor een beter passend uniform dan geen klein bier? Ferm: “Néé, dat is echt een misverstand. Het uniform staat symbool voor onze organisatie, en daarmee voor de mate waarin inclusie gevorderd is.” Inclusie die dus, vanuit de wens of zelfs noodzaak om ons grondgebied te verdedigen waarbij ook vrouwen van grote toegevoegde waarde zijn, volgens Boekholt-O’Sullivan belangrijker is dan ooit. “Je wil op z’n minst dat vrouwen zich hier prettig voelen. Mijn stip op de horizon is dat we al onze processen zo inrichten dat we recht doen aan alle defensiemedewerkers, dat we oog hebben voor verschillen en deze accommoderen, zodat mensen zich thuis voelen. En dat is lastiger dan het lijkt. Vrouwen hebben borsten, en dan ook nog van verschillende afmetingen. Een polo of blouse die een maat groter moet omdat een vrouw grotere borsten heeft, valt als een tent naar beneden. Dan voel je je niet comfortabel. Scherfvesten, een beschermende uitrusting voor militairen, zijn meestal gemaakt voor het mannelijk lichaam. Ze bestaan wel voor vrouwen hoor, maar dan moeten we die wel bestellen. Dat is een kwestie van bewustwording.”
Overdrachtelijke stropdassen
Zeker geen klein bier dus. Hierin schuilt ook meteen een best practice op het vlak van D&I die Boekholt-O’Sullivan nuttig vindt voor alle leiders. “Elke organisatie heeft zo zijn eigen ‘stropdas’ – iets dat onbedoeld bijdraagt aan het accepteren van ongemak, iets dat D&I niet bevordert. Je houdt het met elkaar in stand. Het hoort erbij, terwijl het niet nodig is, of het nou gaat om zoiets als verplichte kleding die niet prettig is voor vrouwen, vrouwonvriendelijke grappen die ‘normaal’ zijn geworden, of iets anders. Ga op zoek naar die overdrachtelijke stropdas, en adresseer hem. Dát is waar inclusie begint.”
Tekst: Nicole Gommers