Steeds meer bedrijven willen niet alleen winst maken, maar ook ‘goed doen’. Daar hoort bij dat je innoveert met oog voor álle groepen in en rond jouw productieketen. Wat vinden zij belangrijk, wat hebben zij nodig? Het gesprek daarover heet ook wel de ‘betekenisvolle stakeholderdialoog’. Hoe zet je zo’n dialoog op en wat kan die opleveren voor alle partijen in de keten?
Tekst: Berber Bijma | Leestijd: 8 minuten
Aan het woord:
Manon Wolfkamp
, public affairs specialist op het gebied van duurzaamheid en mensenrechten
Elles van Ark
, managing director CNV Internationaal
Meine van der Graaf
, sourcing for impact manager bij duurzame koffieproducent Wakuli
In Nederland verwachten we van bedrijven dat ze hun medewerkers goed behandelen. Daar zijn regels voor, maar dat is ook simpelweg hoe wij met z’n allen vinden ‘dat het hoort’. Waarom zou die verwachting niet gelden voor mensen verderop in de productieketen van datzelfde bedrijf? En waarom zou je die daar zelf niet over laten meepraten?” Elles van Ark ziet dat bedrijven in Nederland en andere Europese landen de verantwoordelijkheid voor hun hele productieketen steeds duidelijker voelen. Ze is directeur van CNV Internationaal, de tak van de Nederlandse vakcentrale die zich bezighoudt met de rechten van werknemers op allerlei plekken in de wereld.
Manon Wolfkamp ‘Als bedrijf en vakbond regelmatig overleggen, zie je gaandeweg meer gelijkwaardigheid ontstaan’
“Het zou vanzelfsprekend moeten zijn dat je in je hele keten geen negatieve impact wilt hebben op het leven en de gezondheid van mensen en op de kwaliteit van hun natuurlijke omgeving”, zegt Van Ark. “En ook dat je daarover met die ketenpartners – of stakeholders – in gesprek gaat.”
De ‘werkenden in de keten’ zijn lange tijd over het hoofd gezien en hun positie is zwak. Op z’n best namen anderen het voor hen op; aan henzelf werd – en wordt nog steeds vaak – eigenlijk nooit iets gevraagd. “Neem bijvoorbeeld de mijnbouw in Peru”, zegt Van Ark. “Daar is ongeveer 1 op de 3 werkenden in vaste dienst. De anderen worden ingehuurd door bureautjes die hen ook makkelijk weer kunnen ontslaan. Als Nederlands bedrijf wil je niet dat zulke misstanden zich in jouw productieketen voordoen.” Het is daarom belangrijk om niet alleen goed zicht te krijgen op alle partijen in de keten, maar er ook op een zinvolle manier mee in gesprek te gaan, vindt Van Ark
Praten over de prijs
Een van de Nederlandse bedrijven die daar werk van maken, is koffiebedrijf Wakuli. Meine van der Graaf is impact- manager bij Wakuli. “Wij hebben rechtstreeks contact met de boeren die koffiebonen aan ons leveren, met exporteurs of met de coöperaties die door de boeren zelf worden gerund.” Belangrijkste gespreksonderwerp: de prijs van de koffiebonen en de kwaliteit. “Wij weten altijd exact waar onze bonen vandaan komen en wat de boeren daarvoor krijgen. Samen met hen of met hun vertegenwoordigers bepalen we wat een goede prijs is.”
Wie zijn eigenlijk de stakeholders waarmee je als internationaal opererend bedrijf in gesprek zou moeten gaan als je betekenisvol innovatief wilt ondernemen? “In principe moet je aan een brede groep denken”, zegt Manon Wolfkamp, public affairs en duurzaamheid specialist. “Investeerders, toeleveranciers, vak- bonden, ngo’s, overheden. De meest complexe groep stakeholders om mee in gesprek te gaan zijn de zogeheten rightsholders: de kwetsbare mensen wier rechten potentieel worden geschonden door jouw bedrijfsactiviteit. Zij zitten vaak ver weg, je krijgt moeilijk contact met ze, terwijl het risico het meest bij hen ligt. Soms kun je ze via vakbonden bereiken, maar het kan ook gaan om groepen mensen die de taal van het betreffende land niet spreken en van wie het paspoort is ingenomen. Als je al met hen in contact komt, is de kans groot dat ze uit angst weinig durven zeggen. Vaak zijn Nederlandse vakbonden de beste ingang om in gesprek te raken met werkenden in productielanden. Nederlandse vakbonden hebben contact met plaatselijke vakbonden, die ook veel beter begrijpen wat je in een bepaalde cultuur wel of niet kunt zeggen. Want op het gebied van communicatie zitten wij Nederlanders natuurlijk wel aan het uiterste punt van zo’n beetje iedere schaal die je kunt bedenken: we zijn het meest direct, het minst hiërarchiegevoelig. Daarom kan het effectiever zijn om op zoek te gaan naar een goede lokale partner.”
Van Ark van CNV beaamt dat: “Mensen kunnen zich heel kwetsbaar voelen als je rechtstreeks met ze in gesprek gaat. Soms is een andere partij nodig, bijvoorbeeld een lokale of internationale vakbond, om te zorgen dat mensen zich uitspreken.”
Spanning aan tafel
Als je de juiste stakeholders eenmaal hebt gevonden, hoe betrek je die dan bij je bedrijfsvoering? Van Ark geeft het voorbeeld van een project dat volgt uit het IMVO-convenant voor de metaalsector. Staalbedrijven Tata Steel en Wuppermann gaan binnen dat project een dialoog aan met toeleverende bedrijven in Peru en Bolivia, via CNV Internationaal. “Wij hadden voorafgaand al onderzoek gedaan onder werknemers naar veiligheid en gezondheid op het werk. De uiteindelijke bedoeling van zo’n gesprek is dat bedrijven hun beleid aanpassen en daarmee de gezondheids- en veiligheidsrisico’s kleiner maken. Maar zoiets is een lang traject dat je met elkaar aangaat als Nederlandse bedrijven, lokale bedrijven en vakbond. Op dag 1 sluit je echt geen akkoord, maar je zet wel iets in gang. Daarvoor is samenwerking tussen afnemers uit meerdere landen nodig, want juist de versplinterde afname maakt dat risico’s lastig aan te pakken zijn.”
Elles van Ark ‘Soms is een lokale vakbond nodig om ervoor te zorgen dat mensen zich uitspreken’
Van Ark was aanwezig bij de gesprek- ken in Peru en voelde soms de spanning aan tafel. “Niet ieder bedrijf legt de rode loper uit als je in gesprek wilt over bijvoorbeeld arbeidsomstandigheden of milieuvervuiling. Sommigen trekken de deur juist ietsje dicht. Tegelijk is het fantastisch om mee te maken. Dít is dus hoe internationaal maatschappelijk ondernemen er in de praktijk uitziet. Dít is de werkelijkheid van de onderwerpen waarover we ons in Nederland zo druk maken, met convenanten en gesprekken over een betekenisvolle stakeholder- dialoog.” Van der Graaf zit regelmatig bij gesprekken met toeleveranciers in landen waar koffie wordt verbouwd. “Onze bedrijfsfilosofie is dat we op zoek gaan naar gebieden waar de koffie in potentie uitstekend is en die nog niet door anderen zijn ontdekt. Vaak betekent dat dat de risico’s ook groter zijn, want in die gebieden is vaak nog geen begin van regelgeving.
Onze leveranciers zijn vooral smallholders: mensen die het werk met hun eigen gezin doen of hooguit met een paar werknemers. Vrouwen nemen hun baby mee op de rug naar het veld. In die context is het totaal niet passend om vanuit een westerse blik te vragen: ‘Hoe zit het hier eigenlijk met kinderarbeid?’ Er zijn soms in de verste verte geen scholen.”
“Wij moeten regelmatig op onze handen zitten”, zegt Van der Graaf. “Want natuurlijk zijn wij tegen kinderarbeid en genderongelijkheid. Maar wij zijn een bedrijf, geen ngo. Wij zijn klant van de boeren, niet hun helper. Het ligt ook niet op onze weg om mensen aan te spreken op hoe ze achter de voordeur met elkaar omgaan. Ons belangrijkste middel om bij te dragen aan verbetering is een eerlijke prijs en een betrouwbare relatie. Als boeren zeker weten dat wij volgend jaar terugkomen met wéér een goede prijs, wordt hun toekomst iets beter voorspelbaar en nemen ze andere beslissingen.” “Tegelijk proberen wij als afnemer natuurlijk wel te doen wat we kunnen. Als wij een training geven over klimaatvriendelijke verbouw van koffie, dringen we erop aan dat mannen en vrouwen samen komen. Beiden hebben een belangrijke rol in de productie. Op die manier proberen we bij te dragen aan gendergelijkheid, zonder in de schoenen van een ngo te stappen.”
Van der Graaf benadrukt dat de stakeholderdialoog vooral in Nederland moet plaatsvinden, met bijvoorbeeld overheidsorganisaties, collega-bedrijven en vakbonden. “Het is onze missie om de koffie-industrie te veranderen. Als je je boodschap binnen de eigen muren houdt, sla je geen deuk in een pakje boter. Daarom willen we zeker ook in Nederland gesprekken voeren over hoe je je waardeketen kunt inrichten. Ons model is voor grote merken als Nestlé en Douwe Egberts een grote omschakeling, maar kleinere en middelgrote bedrijven zijn wendbaarder en kunnen eenvoudiger stappen in de goede richting zetten. En als Wakuli blijft groeien zoals de afgelopen jaren kunnen we in de toekomst substantieel bijdragen aan een eerlijke en gezonde koffie-industrie.”
Meine van der Graaf ‘Wij blijven weg van sturend en belerend gedrag, maar in een open relatie kun je veel zeggen of vragen’
Het voeren van betekenisvolle gesprekken met stakeholders is voor een deel nog toekomstmuziek, maar in de praktijk gebeurt het toch al her en der, zegt Manon Wolfkamp. “Zo’n dialoog moet groeien, het vertrouwen ontstaat geleidelijk. Belangrijk is om stakeholders op tijd in bedrijfsprocessen te betrekken, niet pas als alle beslissingen zijn genomen. Als bedrijf en vakbond regelmatig overleggen, zie je gaandeweg meer gelijkwaardigheid ontstaan.”
Een waardevolle inbreng van stakeholders is voor het bedrijf zelf op de lange termijn van groot belang. Wolfkamp: “Dat kan in kleine dingen zitten. Zo hoorde ik het voorbeeld van een bedrijf in Vietnam waar vrouwen zittend op een kruk werkten. Tijdens een training van de vakbond vertelden ze dat ze last van hun rug hadden. Door de krukken te vervangen door stoelen met een rugleuning, was het probleem opgelost. Zo voorkomt het bedrijf dus op een relatief eenvoudige manier uitval van werknemers.”
Het belang van de stakeholderdialoog kan ook veel ingrijpender zijn. “Als Shell al in de jaren zeventig had geluisterd naar organisaties die opkwamen voor mensenrechten en natuurbehoud, dan hadden ze nu misschien niet in de rechtszaal gestaan. Het is voor een bedrijf absoluut fijner om niet negatief in de krant te staan. Investeerders eisen ook steeds vaker een grondig onderzocht risicoprofiel. Dat geeft een bedrijf een zogeheten social license to operate.”
Daarnaast, hoort Wolfkamp van bedrijven die intensieve en gelijkwaardige gesprekken voeren met hun stakeholders, is het ook gewoon veel leuker om op die manier te ondernemen. “Dat ligt ook wel voor de hand: het geeft meer voldoening als jouw onderneming anderen geen schade toebrengt.”
Kinderopvang
Van der Graaf van Wakuli kan de woorden van Wolfkamp uit eigen ervaring bevestigen. “Wij werken alleen maar samen met partners die, net als wij, maatschappelijk betrokken zijn en bij onze filosofie passen. Dat zorgt ervoor dat de motivatie en het initiatief voor verbeteringen dáár liggen. In een koffiefabriek in Noordwest-Uganda waarmee wij samenwerken, zagen we dat moeders die er werken hun jonge kinderen vaak meenemen. Dat is daar heel gewoon. Wij hebben enkel de vraag gesteld of die kinderen daar wel een leuke dag hebben. Vervolgens heeft onze samenwerkings- partner een ruimte in de fabriek ingericht waar de kinderen kunnen spelen. Dat past bij de gelijkwaardige relatie die wij voorstaan. We blijven weg van sturend en belerend gedrag, maar in een open relatie kun je veel zeggen of vragen. We zijn niet bang voor ongemakkelijke gesprekken en we merken dat gesprekken door de onderlinge vertrouwensband steeds gemakkelijker worden.”
Wie zijn mijn stakeholders en hoe ga ik op een betekenisvolle manier met ze in gesprek? De SER helpt bedrijven met die vragen in het project ‘Betekenisvolle stakeholderdialoog in (internationale) ketens’, mede mogelijk gemaakt door de Goldschmeding Foundation. Het project helpt bedrijven om invulling te geven aan de OESO-richtlijnen en de i van de Verenigde Naties (de UNGP’s) voor het betrekken van stakeholders op een betekenisvolle manier.