Werkende armen: wat kunnen werkgevers en gemeenten doen?
Nederland kent 220.000 mensen die werken, maar toch in armoede leven. Dit zijn werknemers én zelfstandigen. Volgens de SER spelen – naast de landelijke overheid – werkgevers en gemeenten een belangrijke rol bij de oplossing van dit probleem. Een blik op de praktijk.
Tekst: Dorine van Kesteren
Aan het woord:
Jurriën Koops,
directeur Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU)
Piet Adema,
voorzitter Schoonmakend Nederland
Kim Kruisdijk,
procesmanager Divosa, vereniging van leidinggevenden in het sociaal domein
Marcelle Breemans,
procesmanager Divosa
Werkgevers, wees alert en werk mee aan oplossingen. Dat zijn enkele van de aanbevelingen van de SER om armoede onder werkenden tegen te gaan, in de verkenning ‘Werken zonder armoede’ (zie ook kader onderaan). En inderdaad realiseren brancheorganisaties ABU en Schoonmakend Nederland – voor respectievelijk de uitzend- en de schoonmaaksector – zich dat werkgevers als geen ander in de positie zijn om financiële problemen bij hun medewerkers op te merken.
Zij maken hun leden dus bewust van de alarmsignalen. “Stress en frequent ziekteverzuim. Verminderde productiviteit. Terugkerende verzoeken om voorschotten of uitbetaling van vakantiedagen. Loonbeslag”, noemt schoonmaakvoorzitter Piet Adema een aantal voorbeelden.
Lees door onder de foto
Werkgevers uitzend- en schoonmaakbranche voelen zich verantwoordelijk
Beide sectoren komen voor in de lijstjes van onderzoeken naar werkende armen. “Het is een maatschappelijk probleem waarvoor wij ons als branche verantwoordelijk voelen”, zegt ABU-directeur Jurriën Koops. Het SCP concludeerde in 2018 dat 5,8 procent van de uitzendkrachten te kwalificeren is als werkende arme. Zelf deed de brancheorganisatie ook onderzoek onder de 530 aangesloten uitzendondernemingen. “Daaruit kwam een percentage van 9 procent. Loonbeslag was hierbij een van de belangrijkste indicatoren.”
‘Loonbeslag is een van de belangrijkste indicatoren’
Loonbeslagen in de schoonmaaksector geven ongeveer hetzelfde beeld: 5 tot 10 procent van de werkenden kan niet of nauwelijks rondkomen. Adema: “Het draait in onze sector om mensen: schoonmaakbedrijven halen bijna 85 procent van de omzet uit arbeidsuren. Er is werkgevers dus veel aan gelegen hun medewerkers uit deze situatie te helpen. Zij hebben hierin een zorgplicht.”
‘Meer werken is de kortste klap’
Volgens de SER hebben werkgevers een belangrijke sleutel in handen. Zij moeten hun mensen meer zekerheid bieden in werk en inkomen. Koops begrijpt die oproep. “Meer werken is de kortste klap. Een gemiddelde uitzendbaan is 30 uur per week en het zou mooi zijn als we daar 32 uur van kunnen maken. Om te zorgen voor meer zekerheid, is de flexibele uitzendperiode verkort van 78 naar 52 weken. Langere opdrachten, meer werkuren, meer voorspelbaarheid: het helpt allemaal. Maar dit kunnen uitzenders niet alleen, daarvoor hebben ze ook hun opdrachtgevers nodig.”
In de schoonmaak werken mensen gemiddeld 12 tot 20 uur per week. Adema: “Het uurloon is 120 procent van het minimumloon, maar het is moeilijk om met dit urenaantal een volwaardig salaris te verdienen.” Uit eigen onderzoek van Schoonmakend Nederland blijkt dat 40 procent van de mensen meer uren zou willen maken. Daar liggen dus kansen. 60 procent wil dat niet. “75 procent van de schoonmakers is vrouw”, legt Adema uit. “Zij zien het als een ‘baan erbij’ en vinden het huidige urenaantal oké.”
‘Meer werken is alleen een oplossing als dit ook loont’
Maar, benadrukken Koops en Adema, meer werken is alleen een oplossing als dit ook loont. Koops: “Nu houden mensen vaak netto bijna niets méér over als ze extra uren maken. De belastingen en sociale premies op arbeid moeten dus omlaag.” Adema: “En het toeslagenstelsel moet verdwijnen, omdat mensen die meer gaan werken, toeslagen geheel of gedeeltelijk kwijtraken – met alle gevolgen voor hun inkomen van dien. Gratis kinderopvang zou ook enorm schelen.”
In de praktijk lastig om het gesprek over financiële problemen aan te gaan
Daarnaast is het aan werkgevers om bij een of meerdere signalen van financiële problemen het gesprek aan te gaan met de betreffende medewerker. Al is dat nog niet zo eenvoudig bij zo’n delicate kwestie. Koops: “Als iemand aan je bureau staat en vraagt om een voorschot, is het een logisch moment om het onderwerp aan te snijden. Maar het wordt ingewikkelder als mensen zich niet zelf melden. Daarom hebben wij meegedacht over de handreiking van het Nibud over dit onderwerp. Hoe voer je als werkgever nu een goed gesprek over geld?”
In de schoonmaak zijn de meeste werkgevers niet zo verlegen, aldus Adema. “Onze sector is vrij rechttoe, rechtaan. Ondernemers stappen vaak gewoon direct op medewerkers af als ze vermoeden dat er financiële problemen zijn. En als er bij de salarisadministratie een informatieverzoek binnenkomt van een deurwaarder, doen bedrijven direct een brief uit naar de medewerker in kwestie met daarin de mogelijkheden voor hulp. Daarnaast is in de cao afgesproken dat financiën aan de orde komen in het jaarlijkse ‘goede gesprek’ tussen werkgever en werknemer.”
‘Doel is om financiële problemen vroegtijdig te signaleren’
Om ook medewerkers te vinden die onder de radar blijven, werken vier uitzendondernemers en de Nederlandse Schuldhulproute (NSR) momenteel samen in een pilot rond vroegsignalering. “De NSR is een landelijk initiatief van bedrijfsleven, overheid en schuldhulporganisaties om mensen schuldenvrij te maken en grip te geven op hun financiële situatie. Deze pilot maakt gebruik van verschillende data, zoals verzuim en postcodegebied. Doel is om financiële problemen vroegtijdig te herkennen en eerder te kunnen ingrijpen. Want als schuldeisers eenmaal beslag op het loon hebben gelegd, is het eigenlijk al te laat.”
Bedrijven helpen medewerkers zelf of verwijzen ze door
De volgende stap is om de medewerkers hulp of begeleiding te bieden of daarnaar te verwijzen. Mits zij openstaan voor bijvoorbeeld budgetcoaching of schuldhulpverlening natuurlijk. Adema: “Sommige schoonmaakbedrijven hebben zelf budgetcoaches in dienst of huren deze in. Ik ken ook bedrijven die medewerkers die ooit zelf in de schulden zaten, inzetten als ambassadeurs. Mensen vinden het prettig om te praten met ervaringsdeskundigen.”
In beide sectoren maakt financiële fitheid deel uit van het duurzame inzetbaarheidsbeleid, vanuit de gedachte dat financiële gezondheid een voorwaarde is voor mentale gezondheid. Een deel van de uitzenders en schoonmaakbedrijven is ook aangesloten bij de NSR. Deze route kent verschillende ‘afslagen’, met vormen van hulp die zijn toegesneden op de ernst van het probleem.
Werkende armen kloppen niet vaak aan bij de gemeente
Gemeenten zijn de aangewezen overheid als het gaat om hulp- en dienstverlening voor inwoners met financiële problemen. Zij hebben een beleid voor minima – tegemoetkomingen voor bijvoorbeeld openbaar vervoer of sport en kwijtschelding van de lokale belastingen – en bieden schuldhulp en budgetcoaching. Werkende armen maken daarvan in de praktijk echter lang niet altijd gebruik. “Dit is van oudsher een doelgroep die niet bij gemeenten op het netvlies staat”, zegt Kim Kruisdijk van Divosa, de vereniging van leidinggevenden in het sociaal domein.
‘Door de coronasteunregelingen weten nieuwe doelgroepen de gemeente te vinden’
De SER vindt dat gemeenten meer moeite moeten doen om werkende armen op te sporen. Daar zijn zij volgens Kruisdijk hard mee bezig. “Corona heeft de zaken in stroomversnelling gebracht. Door de steunregelingen weten nieuwe doelgroepen de gemeente te vinden, onder wie noodlijdende zelfstandigen. En gemeenten hebben de wettelijke taak om ook aan ondernemers schuldhulp te bieden.”
“Nieuwe groepen komen ook in beeld omdat gemeenten de laatste ‘afslag’ zijn van de NSR”, vult haar collega Marcelle Breemans aan. “Daarnaast zet de vroegsignalering gemeenten op het spoor van inwoners met mogelijke betalingsproblemen. Hierbij geven woningcorporaties, zorgverzekeraars en nutsbedrijven een seintje als er betalingsachterstanden zijn.”
Samenwerking tussen gemeenten en werkgevers belangrijke sleutel voor verbetering
Neemt niet weg dat er verbetering mogelijk is, erkent Breemans. “Meer samenwerking en overleg tussen werkgevers en gemeenten helpt om bewustwording te creëren bij werkgevers en werknemers dat zij zich bij de gemeenten kunnen melden als er geldproblemen zijn.”
Ook schaamte bij de mensen zelf speelt een rol. “Werkende armen zien zichzelf vaak helemaal niet zo. Dit geldt nog meer voor ondernemers. Die hebben geen schulden, maar een tijdelijk kredietprobleem. Steeds meer gemeenten openen buiten het raadhuis een fysiek loket voor ondernemers. Dit verlaagt de drempel om binnen te stappen. Ook de raadhuizen zelf worden toegankelijker voor inwoners om het over geldzaken te hebben. Bijvoorbeeld via Geldfit.nl, een initiatief van de NSR waaraan inmiddels ruim tachtig gemeenten deelnemen.”
Het aanbod van gemeenten is nog weinig transparant
De SER schrijft dat het mooi zou zijn als werkgevers een directe lijn hadden met gemeenten, zodat ze weten naar welk loket ze hun medewerkers kunnen doorverwijzen. Dit is echter nog geen realiteit. Koops: “Het relevante aanbod van gemeenten is nog weinig transparant voor werkgevers. Een goede ontsluiting zou enorm helpen. Net zoals eenduidigheid: sommige grote uitzenders werken in twintig gemeenten en het is niet handig als die het allemaal weer net even anders doen.”
Adema spreekt regelmatig schoonmaakbedrijven die liever niet met de gemeente in zee gaan. “‘Dan wordt het stroperig en bureaucratisch’, zeggen zij. Ze lossen het liever zelf op, omdat dat sneller gaat. Bijvoorbeeld door de schulden over te nemen, een akkoord te sluiten met de schuldeisers en de afbetaling te regelen via het salaris.” Hij vervolgt: “We moeten met elkaar nadenken over manieren om werkgevers te faciliteren bij het helpen van deze medewerkers. Zij staan het dichtst bij hen. Nu hebben sommige grote schoonmaakbedrijven een speciale administratieve medewerker in dienst om de loonbeslagen te verwerken. Dat geld kunnen ze toch beter besteden aan directe hulp?”
Ook werken naast de uitkering moet lonen
Tot de werkende armen behoren ook mensen die werken naast hun bijstandsuitkering. Divosa wil dat de wet- en regelgeving wordt aangepast die maakt dat bijstandsgerechtigden er mogelijk op achteruitgaan als ze (parttime) gaan werken naast hun uitkering. Kruisdijk: “Landelijke regels schrijven voor dat gemeenten alle inkomsten moeten verrekenen met de uitkering. Zij proberen allerlei olifantenpaadjes te zoeken, maar het is onvermijdelijk dat met name tijdelijk en onregelmatig werk gepaard gaat met complexe berekeningen, late betalingen en correcties achteraf. De stap naar werk is dan geen verbetering, maar leidt tot onzekerheid en financiële problemen.”
Ze besluit: “Daar komt bij dat het inkomen van deze groep vaak uit heel veel verschillende bronnen komt, onder meer uit de toeslagen. Daardoor kunnen talloze mensen hun vaste lasten niet betalen uit hun uitkering plus inkomen. Kortom: in het huidige systeem lijkt bestaanszekerheid niet langer centraal te staan. Dit maakt mensen kwetsbaar en motiveert niet om te gaan werken – wat uiteindelijk toch het doel is van de Participatiewet.”
Meer lezen? SERmagazine verschijnt ook 5 keer per jaar als papieren tijdschrift.
Armoede onder werknemers en zelfstandigen is hardnekkig. Het kabinet heeft de SER daarom in 2019 gevraagd te verkennen hoe we het aantal werkende armen kunnen terugdringen. In de verkenning ‘Werken zonder armoede’ stelt de SER voor het besteedbaar inkomen van werkende armen te verhogen, het aantal werkuren te vergroten en de (gemeentelijke) dienstverlening voor werkenden met financiële problemen te verbeteren.