5 lessen over de bestrijding van kinderarbeid in de kledingindustrie
Stop kinderarbeid in de kledingindustrie. Zes bedrijven uit het Convenant Duurzame Kleding en Textiel namen concrete stappen om kinderarbeid in India en Bangladesh uit te bannen. Akky de Kort, projectcoördinator namens Hivos, over de 5 belangrijkste lessen van dit project.
Corien Lambregtse
Aan het woord:
Akky de Kort,
Hivos
1. Structurele oplossingen kosten tijd
“Er bestaan geen eenvoudige, snelle oplossingen om kinderarbeid uit te bannen”, zegt Akky de Kort van Hivos. “Kinderarbeid bestrijd je niet door naast de fabriek even een schooltje te bouwen. Je moet de root causes aanpakken. Er zijn structurele veranderingen nodig en die kosten tijd. Geen enkel bedrijf krijgt dat in zijn eentje voor elkaar. Misschien dat er tijdens audits in een fabriek geen kind te zien is, maar dat zegt niets over wat er bij de toeleverende bedrijven gebeurt, bij de spinnerijen, ververijen en in de katoenteelt. Problemen zitten vaak dieper in de keten.”
De zes bedrijven die deelnemen aan het internationaal MVO-convenant Duurzame Kleding en Textiel namen de afgelopen jaren concrete stappen. Dat deden ze in een gezamenlijk project met onder meer Unicef, Arisa en lokale maatschappelijke organisaties. De Kort: “Nederlandse kledingmerken en bedrijven voelen zich medeverantwoordelijk voor de problemen in de keten. Ze werken binnen het convenant samen met hulporganisaties die contacten hebben met ngo’s en vakbonden in de productielanden. Die weten precies wat er in een gebied of een fabriek speelt en kunnen meer informatie geven dan een bedrijf uit een audit zou halen.”
Lees door onder de foto
2. Echte oplossingen zijn lokale oplossingen
“De enige manier om als bedrijf het probleem van kinderarbeid aan te pakken, is de dialoog aangaan met je leveranciers, de lokale overheid en de lokale gemeenschap. Tijdens de dialoog ontstaan er mogelijkheden om aan bewustwording te werken en samen met de ngo’s trainingsprogramma’s op te zetten. Mensen moeten gaan inzien dat kinderen niet in de fabriek of op het veld horen, maar op school. Kinderen hebben het recht om naar school te gaan.”
‘Er moet bijvoorbeeld kinderopvang zijn, zodat oudere kinderen niet hoeven oppassen’
Dat lukt alleen als aan bepaalde randvoorwaarden is voldaan, aldus De Kort. “Er moet bijvoorbeeld kinderopvang zijn, zodat oudere kinderen niet hoeven op te passen, maar naar school kunnen gaan. Werknemers moeten een leefbaar loon krijgen, zodat het gezin het zonder de inkomsten van kinderen redt. En er moeten grenzen worden gesteld aan overwerk, zodat ouders tijd overhouden om voor hun kinderen te zorgen.”
Kinderarbeid is een complex probleem, omdat er veel factoren zijn die de noodzaak tot kinderarbeid in stand houden. Daarom begint elk nieuw project tegen kinderarbeid met een verkenning van wat er lokaal speelt, wat de triggers zijn voor kinderarbeid en welke oplossingen in die situatie passend zijn.
“Een bedrijf kan bijdragen aan de oplossing door de arbeidsomstandigheden te verbeteren, kinderopvang te regelen en een leefbaar loon te betalen. De overheid kan bijdragen door passend onderwijs te bieden en mee te doen in de discussie over leefbaar loon. Maar de noodzaak ervan moet vooral ook door de lokale gemeenschap worden gevoeld, anders blijft kinderarbeid bestaan. De kunst is om iedereen te betrekken: de lokale overheid, de school, de fabriek en alle gezinnen, bijvoorbeeld in de vorm van een oudercomité bij een school en een werknemerscomité bij een fabriek.”
3. Bewustwording is de eerste stap
“Mensen hebben vaak geen idee van wat hun rechten zijn, of het nu om kinderrechten of om arbeidsrechten gaat”, zegt De Kort. “Daarom hebben we met ons project tegen kinderarbeid eerst aan bewustwording gewerkt en vervolgens stap voor stap verbeteringen ingezet.”
‘Mensen hebben vaak geen idee van wat hun rechten zijn’
“We hebben met dit project bereikt dat 12.000 werknemers in veiliger arbeidsomstandigheden werken en meer kennis hebben gekregen van hun rechten en die van kinderen. De positie van werknemerscomités is verbeterd, klachten van werknemers worden in veel gevallen behandeld en opgelost. Ook hebben meer werknemers toegang gekregen tot de sociale zekerheid. Dat zijn geweldige resultaten.”
4. Samenwerking geeft kracht bij crises
De samenwerking tussen de Nederlandse kledingbedrijven en hun leveranciers is dankzij het project intensiever geworden, concludeert De Kort. “Tijdens de coronacrisis is gebleken hoeveel een goede relatie waard is. Nederlandse bedrijven hebben hun leveranciers tijdens de lockdown gesteund om arbeiders door te kunnen betalen. Leveranciers hebben moeite gedaan om alternatieven te zoeken en de leveringen zoveel mogelijk door te zetten. Er was over en weer veel begrip en waardering. Betere relaties zorgen ervoor dat beide partijen beter met shocks kunnen omgaan. Dat kan corona zijn, maar ook een aardbeving, overstroming of burgeroorlog.”
Meer lezen? SERmagazine verschijnt ook 5 keer per jaar als papieren tijdschrift.
Bij de projecten in India en Bangladesh zijn instrumenten ontwikkeld die ook bij andere projecten, bedrijven en toeleveranciers kunnen worden ingezet. “Een voorbeeld is de kindvriendelijke methode voor leeftijdsverificatie”, licht De Kort toe. “Als mensen niet kunnen lezen en schrijven weten ze vaak niet in welk jaar hun kind is geboren, maar ze weten bijvoorbeeld wel of er een bijzondere gebeurtenis was in dat geboortejaar. Daar kan de leeftijd van een kind vaak van worden afgeleid.”
“Bedrijven en ngo’s kunnen dit soort instrumenten gebruiken om in andere sectoren of regio’s een vervolg te geven aan het project tegen kinderarbeid. Unicef en Arisa zijn inmiddels al met nieuwe projecten bezig in samenwerking met bedrijven, in India en Turkije. Het is te merken dat bedrijven steeds meer betrokken zijn, proactief meedenken en handelen. We zien heel veel goede dingen gebeuren. De strijd tegen kinderarbeid gaat dus door.”
Project Remedies towards a better workplace
Het project Remedies towards a better workplace is een collectief project van het Convenant Duurzame Kleding en Textiel. De SER faciliteert deze multistakeholder-samenwerking. Deelnemende bedrijven in het project waren Hunkemöller, Prénatal, WE Fashion, Cool Investments, O’Neill en FNG group. Deelnemende organisaties waren Unicef, Arisa, SAVE, READ, CCR CSR, Fair Labor Association en INretail. Het project liep van 2017 tot 2020 en werd gecoördineerd door Hivos. Het richtte zich op kledingketens in India en Bangladesh.