14-06-2022
Zicht op
5 vragen over jeugdzorg aan Dushi Huis: ‘Hier mag je blijven’
Dushi Huis is jeugdzorg op een andere manier. De organisatie biedt kinderen en jongeren die niet meer thuis kunnen wonen een veilige woonplek. Kleinschalig, betrokken en kinderen blijven in het vizier. Ook als ze volwassen zijn. 5 vragen aan regisseur Mustafa Kurt en Carola Hollebrand, manager bedrijfsvoering, over de uitdagingen én het mooie van jeugdzorg.
Tekst: Ton Bennink
Aan het woord:
Mustafa Kurt,
regisseur Dushi Huis
Carola Hollebrand,
manager bedrijfsvoering Dushi Huis
1. Wat voor kinderen en jongeren wonen bij jullie?
Hollebrand: “Dushi Huis heeft kinderen uit alle geledingen van de maatschappij. Zij kunnen bijvoorbeeld ouders met een psychiatrische achtergrond hebben of een vader of moeder die verstandelijk beperkt is. Dushi Huis is wat ons betreft de eindbestemming. Wij plaatsen kinderen niet door, tenzij je bijvoorbeeld agressief bent. Hier mag je blijven. Bijna alle kinderen die bij Dushi Huis wonen, kunnen niet meer terug naar huis. Wij nemen het opvoedschap over, niet het ouderschap. Dat is essentieel. We proberen de band met de ouders zo goed mogelijk te herstellen. Rituelen zijn belangrijk. Vaderdag, Moederdag, Kerst, we vieren het uitgebreid.”
‘Wij nemen het opvoedschap over, niet het ouderschap’
“Wij hebben nu vijf huizen in Nederland waar zevenenveertig kinderen wonen. In het basishuis wonen kinderen tussen de vier en twaalf, in Next Step wonen kinderen tussen de twaalf en achttien en dan hebben we Next Step+ waar kinderen vanaf 17 jaar en ouder wonen.”
2. Wat betekent Dushi Huis voor kinderen?
Kurt: “Wij zorgen onvoorwaardelijk voor kinderen. Ze mogen zijn wie ze zijn. We plakken geen labels; het zijn kinderen en geen cliënten. De kinderen bij ons hebben allemaal trauma- en hechtingsproblemen. Ze hebben op meerdere plekken gewoond en in het verleden is van alles gebeurd. Daar gaan wij niks aan veranderen. We kijken waar het kind nu staat en wat het nodig heeft, niet naar problemen. Bij binnenkomst kijken we naar wat er in hun dossiers staat, maar dat is geen leidraad als ze bij ons zijn.”
Hollebrand: “Zo hebben we een zorgteam, ook wel een multidisciplinair team genoemd, dat de aanmeldingen verzorgt en kijkt of het kind past binnen Dushi Huis. Dit team observeert onder andere op school. Als maatschappij gaan we maar al te graag uit van wat op papier staat, in de dossiers; dat blijkt niet altijd waar. Dushi Huis maakt haar eigen risico-inventarisatie binnen de wettelijke eisen.”
Kurt: “Het is prachtig als we zien dat kinderen bij ons opbloeien. Als zij eenmaal bij ons wonen, dan is iedereen gelijk. Dat geldt ook voor medewerkers. Ik ben hier begonnen als stagiair. De opleiding onderwijsassistent vond mij te arrogant en te dominant. Daarna ben ik de opleiding Jeugdzorg gaan doen. Dushi Huis was mijn stageplaats en ik werk hier nu tien jaar, het is mijn tweede huis. Daarnaast ben ik directiesecretaris bij de gemeente Rotterdam. Daar wordt net als bij Dushi Huis gekeken naar talenten en competenties in plaats van alleen diploma’s.”
3. Waar loopt Dushi Huis tegenaan?
Hollebrand: “We spenderen zoveel mogelijk geld aan onze kinderen, zo min mogelijk aan bijvoorbeeld onze overhead. Dat is lastig, want we lopen tegen administratieve rompslomp aan. Zo laten wij een jaarrekening opmaken door een accountant. Deze accountant stelt daarnaast voor elke gemeente waarin we actief zijn een productieverantwoording op conform format van desbetreffende gemeente. En daarnaast levert Dushi Huis de Jaarverantwoording Digimv aan bij het ministerie van VWS.
‘Elke gemeente heeft andere eisen’
“Ook de aanbestedingen zijn tijdrovend. Gemeenten, waaronder jeugdzorg valt sinds 2015, huurden bij aanvang controllers en kwaliteitsmedewerkers in. Die stellen eisen waaraan jeugdzorgorganisaties moeten voldoen, klein of groot. Waarom is er niet meer vertrouwen? Ik snap de struggle van de gemeenten, maar waar zijn we als maatschappij mee bezig? We plaatsen kinderen uit huis, maar we zorgen niet gezamenlijk voor hen. Elke gemeente heeft andere eisen, het gaat over geld in plaats van over kinderen. Dushi Huis blijkt niet in een hokje te passen qua ‘producten’. De ene gemeente ziet Dushi Huis als gezinsvervangend huis, de ander weer als residentiële setting: we zijn een kleinschalige woonvorm. De uitspraak ‘It takes a village to raise a child’ verwoordt het mooi. Laten we als keten samenwerken om voor een goede toekomst te zorgen voor deze kinderen.”
4. Wat zijn jullie ervaringen met de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten
Kurt: “Het was destijds paniekvoetbal. Ik werk zelf bij een gemeente, en deze waren destijds onvoldoende toegerust. Kinderen werden overgedragen en hadden soms plots geen voogd meer. De gemeenten konden de hoeveelheid cases niet aan. Voorheen, bij de provincies, viel jeugdzorg onder één dak. Nu hebben we alleen al voor Dushi Huis Den Haag te maken met verschillende gemeenten. Je moet bij wijze van spreken vijf medewerkers in dienst hebben om te onderhandelen als jeugdzorgorganisatie. Er zijn jeugdzorgorganisaties die twee jaar een projectteam inhuren om de aanbesteding binnen te halen. Wij hebben als kleine organisatie geen middelen voor inhuur en contractmanagement, maar moet wel voldoen aan dezelfde aanbestedingscriteria.”
Hollebrand: “Achterliggende gedachte van de decentralisatie blijft mooi: jeugdzorg dichter bij de burger, het kind in dit geval, organiseren. Het was tegelijkertijd een bezuinigingsslag, de financiering werd verlaagd terwijl het aanbod steeg. Dat gaat schuren. Deze vorm van langdurige zorg met perspectief ‘niet meer naar huis’ in een kleinschalige woonomgeving, zou centraal gefinancierd moeten worden.
“Wethouders bekleden vier jaar een post, stellen een begroting vast en hebben onvoldoende zicht op de lange termijn. Ik volg het wel dat men vindt dat het veel geld kost. Als we kinderen nu goed begeleiden naar zelfstandigheid en een plekje in de samenleving, voorkomen we eenzaamheid, financiële problemen of in het ergste geval verslaving en of criminaliteit. Wat kost dat wel niet? Ambulante zorg en korte interventies als een time-out en zes maanden crisisopvang, zo dicht mogelijk bij de gemeenten, oké. Maar wat heeft het voor zin tien aanbestedingen te doen voor langdurige zorg met contractmanagers en juristen? Dat geld komt niet ten gunste van de kinderen in Nederland.”
5. Jullie kregen bezoek van de Werkgroep Jeugdzorg SER. Wat geven jullie mee aan de SER?
Kurt: “Heel positief dat de SER hier op werkbezoek komt. Men heeft vragen gesteld, geluisterd, was betrokken en positief. We vroegen onder meer: kan er iets aan de negatieve beeldvorming in de jeugdzorg worden gedaan? We hebben dringend meer mensen nodig ondanks de krappe arbeidsmarkt. Dit werk is zo mooi. Dag en nacht staat het team klaar voor de kinderen. Het voelt voor mij niet als werk, maar een way of life. Eén van de jongeren die ik destijds begeleidde is nu een collega.”
Hollebrand: “Precies. Het is geen roze wolk en sommige kinderen wil je zo nu en dan achter het behang plakken, maar dat ‘huillie, huillie’ van de afgelopen vijftig jaar, het geklaag over problemen van de jeugd? Houd daarmee op, hier is geen kind mee geholpen.
“We legden ook het onderwerp arbeidstijdenwet voor. Het is niet toegestaan medewerkers drie dagen vierentwintig uur laten te wonen en leven met kinderen om ze vervolgens vier dagen vrij te geven. Dat zou helpen meer personeel te krijgen. Werken aan een beter imago, minder administratie en een passende arbeidstijdenwet waar het kind bij gebaat is en wat tevens een verzoek is van onze eigen collega’s.
Meer lezen? SERmagazine verschijnt ook 5 keer per jaar als papieren tijdschrift.
Abonneer nu gratis