22-11-2022
Zicht op
‘Soms moeten banen zich aanpassen aan mensen, niet andersom’
Door alle aandacht voor krapte op de arbeidsmarkt, zou je haast vergeten dat veel langdurig werklozen er niet in slagen een baan te bemachtigen. Met speciale trajecten proberen gemeenten hen toch weer aan het werk te krijgen. Zo ook Den Haag en Groningen. De aanpak van de gemeenten verschilt. Maar ze opereren vanuit dezelfde gedachte: “Meedoen is zó belangrijk. Niet alleen het individu, de hele samenleving profiteert daarvan.”
Tekst: Nicole Gommers
Aan het woord
Carine Bloemhoff, wethouder van de gemeente Groningen
Kavita Parbhudayal, wethouder van de gemeente Den Haag
Patricia van Echtelt, wetenschappelijk medewerker van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)
Op een arbeidsmarkt die krapper is dan ooit, is het een logisch streven zoveel mogelijk mensen aan het werk te krijgen – ook degenen die met een uitkering ‘aan de zijlijn’ staan. Volgens de Groningse wethouder Carine Bloemhoff – met onder meer economische zaken, arbeidsmarkt, werk en participatie in haar portefeuille – lukt dat goed. “In Groningen hebben we 8.900 mensen in de bijstand. Een groot deel van hen wordt in stapjes naar een reguliere baan begeleid.” Maar er is een groep waarvoor, zoals Bloemhoff dat noemt, ‘loonvormende arbeid’ niet is weggelegd – óók niet als daar door werkcoaches veel aandacht en energie in wordt gestopt. “Daardoor zitten sommigen al 10 jaar in de bijstand. Het zijn mensen die veel hebben meegemaakt, denk bijvoorbeeld aan schuldenproblematiek en stress. Maar een formele beperking is er niet.”
Taken die blijven liggen bundelen tot een baan
Bij deze mensen zit wel degelijk arbeidspotentieel en motivatie om een maatschappelijke bijdrage te leveren. De gemeente Groningen heeft daar een antwoord op, in de vorm van de basisbaan. “In Groningen vragen we organisaties, bedrijven en bewoners welke taken in de wijk er blijven liggen. Het gaat bijvoorbeeld om het schoon en netjes houden van de openbare ruimte, er zijn werkzaamheden bij het buurthuis of de school, speelplekken moeten gereinigd worden en er zijn taken in de zorg: bijvoorbeeld aan de balie of hulp bij activiteiten.”
De deelnemers komen na een jaar in aanmerking voor een vast contract. De doorstroom naar regulier werk is dus geen doel. Een basisbaan mag geen regulier werk verdringen. “Dat zou oneerlijk zijn. Ik maak weleens mee dat collega-wethouders zeggen: in die of die branche is zoveel personeelstekort, kan daar geen basisbaner komen? Maar het gaat echt om losse taken die blijven liggen.”
‘Een basisbaan mag geen regulier werk verdringen’
Basisbaners krijgen kortom loon voor het verrichten van taken met maatschappelijk nut. De gemeente Groningen begon in 2020 met basisbanen. Het experiment zal in 2023 aflopen en geevalueerd worden. “We begonnen in maart 2020 met 7 ‘basisbaners’. Inmiddels zijn er 50 personen aan de slag met een basisbaan, met een jaarcontract en de mogelijkheid tot verlenging.” Het is de bedoeling dat het aantal basisbaners zal doorgroeien naar 250. “Dat vergt veel matching en maatwerk.”
Zit een reguliere baan er niet in? Haal dan de druk eraf
‘Een vast inkomen geeft zelfvertrouwen’
Het roept de vraag op of de gemeente dat doet om de kosten van de bijstand te drukken, of om mensen mee te laten doen. Bloemhoff is daar duidelijk over: “Absoluut dat laatste – Groningen legt er flink wat geld op toe, omdat we de waarde ervan inzien. Uit onze evaluaties blijkt dat de maatschappelijke baten de kosten rechtvaardigen.” Er zijn meer positieve uitkomsten: “Een vast inkomen hebben geeft zelfvertrouwen, en dat vertaalt zich weer in een groter welbevinden en meer gezondheid. Daarvan profiteert uiteindelijk de hele samenleving: de wijken zijn tevreden met het nuttige werk dat voorheen bleef liggen en omdat de zorgbehoefte van deelnemers afneemt, wordt er minder vaak een beroep gedaan op bijvoorbeeld de Wmo. Verder valt op dat het ziekteverzuim en de uitval onder mensen met een basisbaan laag is.”
‘Meedoen is zó belangrijk. Basisbaners doen er toe, hebben werk en verdienen geld’
Maar het belangrijkste is dat basisbaners opbloeien. “Meedoen is zó belangrijk. Basisbaners zeggen: ik doe er nu weer toe, ik heb echt werk en ga zelf over mijn geld.” Kom bij de wethouder daarom ook vooral niet aan met de vraag of een basisbaan volwaardig werk is, of vooral een manier om bezig te blijven. “We moeten basisbaners niet tekort doen – ze leveren een belangrijke bijdrage. Voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt is dit het hoogst haalbare. Ik vind dat we onder ogen moeten zien dat er altijd een groep zal zijn voor wie doorstromen naar reguliere baan een stap te ver is. We hebben de druk eraf gehaald en een manier gevonden om langdurig werklozen toch mee te laten doen. Soms is het nodig banen aan mensen aan te passen, en niet andersom. In mijn ogen heeft iedereen recht op werk.”
De ‘moeilijke kern’ heeft langer begeleiding nodig
Met dat laatste is Kavita Parbhudayal, wethouder werk, wijken en dienstverlening in de hofstad, het roerend eens. “In Den Haag hebben we sinds 2017 STiP-banen voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.” Gemeentes hebben de neiging op zoek te gaan naar een businesscase. “Maar je kunt dit onderwerp niet alleen technisch en financieel bekijken. Het uitgangspunt is helpen bij het deelnemen aan de samenleving. Mensen vinden het fijn collega’s te hebben, ze leren veel sneller de taal, hebben ineens een kerstdiner of een uitje met elkaar. Dat doet veel met de manier waarop ze in de wereld staan.”
In Den Haag worden jaarlijks 6.000 mensen begeleid naar werk. “In die groep zitten veel kansrijke mensen waarbij dat relatief makkelijk gaat, gemiddeld lukt het bij 2.000 mensen per jaar. Maar naarmate je de ui afpelt, kom je bij een moeilijkere kern: de mensen die 18 maanden of langer een uitkering hebben. In september 2022 waren dat er 17.500, vaak mensen met complexe problematiek en problemen met taal- en digivaardigheid.”
Deze mensen komen in aanmerking voor een STiP-baan, werkzaamheden in sectoren als zorg en welzijn, sport en onderwijs. Ook in Den Haag gaat het om aanvullende taken waar organisaties geen geld voor hebben of die niet of onvoldoende gebeuren, en dus niet om verdringing van bestaand werk. “De bewaakte fietsenstallingen zijn een voorbeeld.” De gemeente betaalt een jaar lang loon aan de werkgever en financiert trainingen of cursussen die nodig zijn om het werk te kunnen doen.
Een belangrijk verschil met de Groningse basisbaan is dat het in Den Haag uitdrukkelijk wél de bedoeling is dat mensen uiteindelijk doorstromen naar regulier werk. “De naam zegt dat eigenlijk al: STiP staat voor Sociaal Traject in Perspectief. Dat perspectief is regulier werk. Van de 1.239 mensen met een STiP-baan, vindt 55 procent binnen 6 maanden een reguliere baan. Vaak treden ze in dienst bij dezelfde werkgever, dat zegt veel. De andere helft heeft langer begeleiding nodig, soms wel 2 of 3 jaar in plaats van het beoogde jaar. Het vergt meer creativiteit om hen aan het werk te krijgen. Tegelijkertijd willen we jaarlijks tientallen nieuwe STiP-pers laten instromen.”
Meer experimenteerruimte
Als we toe willen naar meer passende werkgelegenheid voor langdurig werklozen, dan is meer experimenteerruimte nodig om dergelijke banen te creëren, vinden beide wethouders. Carine Bloemhoff: “Gemeenten moeten vanuit het Rijk de ruimte krijgen om uitkeringsgelden anders in te zetten. Dat ligt wettelijk gezien ingewikkeld, terwijl het juist zo belangrijk is dat alle gemeenten zich inzetten voor de groep langdurig werklozen.” Kavita Parbhudayal: “Door de systematiek van de Participatiewet zijn we als gemeenten veelal gedwongen om onze capaciteit in te zetten voor mensen die kansrijk zijn op de arbeidsmarkt, in plaats van voor langdurig werklozen.” Ook op andere vlakken moet er volgens Parbhudayal veel meer ruimte komen om te helpen. “Bijvoorbeeld door een aanvullende studie te betalen voor mensen uit een ander land van herkomst, die ertegenaan lopen dat hun diploma hier niet geldig is. Het is belangrijk dat we daar met z’n allen over nadenken.”
‘Of een basisbaan dé oplossing is? Zo simpel ligt het niet’
Patricia van Echtelt is wetenschappelijk medewerker van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en doet onderzoek op het terrein van het sociaal domein en arbeidsvraagstukken. “Het klopt dat het aanhaken van langdurig werklozen tijd en aandacht vergt,” zegt ze. Er is namelijk iets bijzonders aan de hand met deze groep. “Als je in de bijstand zit, dan betekent dat dat je wettelijk gezien geschikt bent om aan het werk te gaan. Maar als je aan deze langdurig werklozen zelf of aan de gemeente vraagt of ze kunnen werken, blijkt dat voor een deel van de groep niet realistisch vanwege diverse belemmeringen en gezondheidsproblemen – ook al is er geen formele beperking. Niet iedereen kan uitstromen naar een voltijdsbaan om vervolgens boven bijstandsniveau te verdienen.”
‘Het is belangrijk om meer te kijken naar wat mensen wél kunnen, dan naar wat ze niet kunnen’
Uit SCP-onderzoek blijkt, in lijn met wat beide wethouders zeggen, dat het niet zinvol is alleen maar in te zetten op het geschikt maken van mensen voor banen. “Als je langdurig werklozen aan het werk wilt krijgen, moet dat andersom: het is belangrijk om meer te kijken naar wat mensen wél kunnen, dan naar wat ze niet kunnen.” Dat vergt creativiteit en tijd én kost geld. “Daardoor is het vaak aantrekkelijker voor gemeenten om mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt te helpen, want dat levert direct wat op. Het gevaar bestaat dat financiële prikkels ervoor zorgen dat de mensen die het hardst hulp nodig hebben – langdurig werklozen in dit geval – het minst geholpen worden.”
Daarmee lijkt Van Echtelt te pleiten vóór een basisbaan voor iedere langdurig werkloze, maar zo simpel ligt het niet. “Er zijn in het verleden meer initiatieven geweest om banen te creëren voor deze doelgroep. Belangrijk is na te gaan onder welke voorwaarden het werkt, ook op langere termijn. Ook staan gemeenten door beperkte budgetten voor de moeilijke keuze: langdurig één iemand met een grote afstand helpen, of 20 mensen die sneller inzetbaar zijn. Aan alles zitten voor- en nadelen.”
Gunstig voor de samenleving
Dat we hierop een antwoord vinden, vindt Van Echtelt belangrijk. Uit het SCP-rapport De brede baten van werk blijkt dat werk ervoor zorgt dat mensen minder vaak een beroep doen op de GGZ en op WMO-ondersteuning. Ook crimineel gedrag neemt af. “De voordelen zijn dus veel breder dan alleen het feit dat het niet langer hoeven betalen van uitkeringen scheelt in de kosten. Langdurig werklozen helpen is gunstig voor de samenleving als geheel.” Die conclusie trok ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). In een advies uit 2020 schreef WRR: ‘Als werk psychologisch en sociaal zo belangrijk is, waarom zouden we degenen die willen en kunnen werken dan ‘afschepen’ met een inkomen in plaats van te zorgen voor goed werk?’
Desondanks is het volgens Van Echtelt nog te vroeg om te stellen dat een basis- of STiP-baan dé oplossing is. “Het is lastig te beoordelen onder welke condities het werkt. In Den Haag wil men langdurig werklozen via het STiP-traject laten uitstromen naar regulier werk, maar je kunt niet alleen naar de uitstroom kijken om de effectiviteit te beoordelen. Ook hier gaat het weer om de brede baten van zo’n instrument, te beginnen bij het individu: functioneert hij of zij mentaal gezien beter, is er nu sprake van meer sociale contacten en een betere tijdsstructurering? Ik ben daarom benieuwd naar de uiteindelijke evaluatie van de gemeente zelf. Dat uitstroom niet altijd een dwingend kader is, zoals in Groningen, lijkt me goed. Maar al met al is het nog te vroeg om uitspraken te doen over de resultaten van deze trajecten.”
Meer lezen? SERmagazine verschijnt ook 5 keer per jaar als papieren tijdschrift.
Abonneer nu gratis